ECLI:NL:GHAMS:2015:4186
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beklag tegen de beslissing om geen strafvervolging in te stellen tegen een politieagente na mishandeling van een geboeide arrestant
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een beklagprocedure. Het beklag was ingediend door een klager die zich richtte tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen een politieagente. De politieagente had tijdens de aanhouding van de klager, die geboeid was, een vuistslag in zijn gezicht gegeven nadat hij haar had bespuwd. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor mishandeling en vernieling van de bril van de klager, maar dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de provocatie door de klager, de beslissing van de officier van justitie om niet tot vervolging over te gaan billijk maakten. Het hof heeft vastgesteld dat de klager zich verzet heeft tegen zijn aanhouding en de politieagente had getrapt en bespuwd. De vuistslag van de agente werd als een onprofessionele reactie beschouwd, maar gezien de context en de impact op de agente, oordeelde het hof dat strafrechtelijke vervolging niet in het algemeen belang was. Het hof heeft het beklag van de klager afgewezen, waarbij het ook opmerkte dat de klager zijn schadevergoeding voor de kapotte bril via civielrechtelijke weg moest verhalen. De beslissing van de officier van justitie werd goedgekeurd.