Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Grief 11stelt dezelfde materie aan de orde. De grieven falen.
grieven 3 en 4betoogt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat een huurprijsvermindering pas kan ingaan op de dag waarop de huurder de verhuurder van het gebrek kennis heeft gegeven omdat deze volgens artikel 7:207 BW ook kan ingaan op de dag waarop het gebrek in voldoende mate bekend was om tot maatregelen over te gaan. Op zichzelf heeft [appellante] hiermee gelijk. Van een schriftelijke kennisgeving van gebreken betreffende de door [appellante] gehuurde woonruimte en bedrijfsruimte aan het adres van [X] is in elk geval niet gebleken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [appellante] , daarnaar door het hof gevraagd, te kennen gegeven dat zij voor (de brief van) 6 december 2014 ook overigens nimmer aan [X] kenbaar heeft gemaakt dat de door haar gehuurde bedrijfsruimte en woonruimte gebreken vertoonden, omdat zij [X] daar niet mee wilde lastig vallen. In zoverre kunnen de grieven, die in de toelichting inhouden dat daarvan eerder mondeling wel kennis was gegeven, dan ook niet slagen. Volgens [appellante] was [X] echter wel op de hoogte van gebreken ter zake de bedrijfsruimte. Deze ruimte was kleiner dan overeengekomen in de huurovereenkomst, terwijl [X] ook nog eigendommen in het gehuurde had laten staan. Verder was de gasmeter niet geschikt voor de desbetreffende bedrijfsruimte, aldus [appellante] . Zij kan hierin niet worden gevolgd. De aanduiding in de huurovereenkomst waarop zij doelt, dat het gehuurde een grootte had van 1 a 94 ca, betreft duidelijk de kadastrale oppervlakte van het gehele gehuurde, waarvan de winkelruimte onderdeel uitmaakte. [appellante] mocht daaruit niet opmaken dat die aanduiding specifiek zag op het verkoopoppervlak. Dat [X] wellicht nog goederen in het verhuurde had achtergelaten is daarbij, zonder nadere toelichting die ontbreekt, geen gebrek in de zin van artikel 7:207 BW. Daarbij komt dat [appellante] niet heeft toegelicht om welke goederen het gaat. Niet valt in te zien dat die goederen niet (in overleg) eenvoudig te verwijderen waren. Onbetwist heeft [X] verder gesteld dat [appellante] de gasmeter heeft laten vervangen omdat dit een grootverbruikersaansluiting betrof, die het mogelijk maakt om meer gas af te nemen dan via een standaard gasaansluiting (waardoor de energiekosten hoger zijn), maar dat deze op zichzelf voldeed. Hetgeen naar voren is gebracht zijn dus geen gebreken waarmee [X] in voldoende mate bekend was. De grieven 3 en 4 falen daarmee.
grief 6gedeeltelijk slaagt en gedeeltelijk faalt.
grieven 7, 8, 9 en 10stelt [appellante] aan de orde dat de huurprijsvermindering van de gehuurde woonruimte in dient te gaan vanaf het moment dat [X] in voldoende mate bekend was met gebreken om tot maatregelen over te gaan en wel op 1 april 2012 en dat deze meer dan 10% moet bedragen. Ook hier geldt, zoals hiervoor is overwogen, dat [appellante] [X] voor (de brief van) 6 december 2013 nooit in kennis heeft gesteld van gebreken. [appellante] heeft verder nagelaten te onderbouwen hoe en waarom [X] eerder dan 6 december 2013 op de hoogte had moeten zijn van de gestelde gebreken en [X] heeft betwist dat zij daarvan eerder op de hoogte was. Dat dit zo was staat dus niet vast. Met de kantonrechter is het hof ten slotte van oordeel dat met een vermindering van 10% van de huurprijs het verminderd huurgenot ten gevolge van achterstallig onderhoud aan de woning voldoende is gecompenseerd. De grieven falen daarom.
grief 13wordt voor het merendeel hetzelfde aan de orde gesteld als in 3.9 reeds besproken. Het hof verwijst daarnaar. In zoverre faalt de grief. Nu [X] verder onbetwist heeft gesteld dat de eindafrekening ter zake gas, water en licht gereed is en niet leidt tot een nabetaling van haar aan [appellante] , is een beroep op opschorting door [appellante] in dat verband niet aan de orde. De grief, waarin voor het overige een dergelijk beroep op opschorting wordt gedaan, faalt daarom op alle onderdelen.
grief 15wijzigt/vermeerdert [appellante] haar eis. Wat betreft de waarborgsom verwijst het hof naar de bespreking van grief 2 en grief 6. De waarborgsom kan worden verrekend en de vordering op dit punt is toewijsbaar. Verder heeft [appellante] gevorderd dat een eindafrekening door [X] zal worden opgemaakt van de levering van gas, water en licht betreffende de bedrijfsruimte en woonruimte. [X] heeft echter onweersproken gesteld dat wat betreft de bedrijfsruimte [appellante] rechtstreeks aan de nutsbedrijven de energie- en waterkosten heeft voldaan en dat zij daarbuiten staat, en dat overigens de eindafrekening gereed is en ook beschikbaar voor [appellante] , maar door haar weigering haar nieuwe adres bekend te maken nog niet kon worden bezorgd. Daarmee ontbreekt het belang bij de vordering. Die zal daarom worden afgewezen.
grief 14faalt.