2.2.Op 8 juni 2012 stuurde de inspecteur belanghebbende de volgende brief (verder de Vragenbrief; accentuering inspecteur):
“Voor het jaar 2009 ga ik binnenkort aanslagen Inkomstenbelasting/ premievolksverzekeringen aan u opleggen. In het verleden zijn u vaker vragen gesteld over vermogen dat in het buitenland wordt aangehouden. Ik neem daarom aan dat u weet dat u betrokken bent in het rekeningenproject. In deze brief zet ik mijn onderzoek naar het vermogen in het buitenland voort. Ik wil u daarom vragen stellen over het door u en/of uw partner aanhouden van vermogen in het buitenland.
Feiten
Ik beschik over de volgende gegevens waaruit blijkt dat u en/of uw partner tenminste één bankrekening aanhoud(t)en) of heeft/ hebben aangehouden in het buitenland. Ik heb u of uw partner hier al eerder schriftelijk over geïnformeerd.
Rekeningnummer:
[123456]
Bank:
[KB-Lux]
Saldo per 31-01-1994:
€ 10.514
De FIOD heeft de gegevens, vermeld op het microfiche over de rekeninghouder, vergeleken met onder andere gegevens van de Belastingdienst welke gebaseerd zijn op het bevolkingsregister. Uit die analyse komt u en/of uw partner naar voren als rekeninghouder(s).
1. Is deze bankrekening in 2009 nog steeds door u aangehouden?
2. Zo ja, wat was het saldo, inclusief onderliggende sub- en beleggingsrekeningen, op 1 januari en 31 december 2009?
3. Zo nee, waar wordt het eerder op [KB-Lux]-rekening gestalde vermogen in 2009 aangehouden?
4. Wat was het saldo van die andere rekeningen op 1 januari en 31 december 2009?
5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?
6. Heeft u nog andere buitenlandse bankrekeningen, waar geen opgaaf van gedaan is?
7. Ik verzoek u de bescheiden met betrekking tot de buitenlandse rekening(en)(in kopie) voor deze jaren te overleggen.
Ik zie het antwoord op de gestelde vragen c.q. de door mij verzochte bescheiden graag tegemoet binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief.”