ECLI:NL:GHAMS:2015:4077

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
200.171.185/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en informatieplicht van de schuldenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had op 9 juni 2015 beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2015, waarin de rechtbank de schuldsaneringsregeling had beëindigd. De appellant was niet verschenen op de zitting van 11 augustus 2015, maar zijn advocaat, mr. S. Pijl, heeft het beroepschrift toegelicht. De rechtbank was pas na de toelating tot de schuldsaneringsregeling op de hoogte van de feiten en omstandigheden rondom de schuld aan een crediteur, omdat deze informatie niet was verstrekt bij het verzoek tot toelating. Het hof oordeelt dat de appellant een spontane informatieplicht heeft en dat hij verantwoordelijk is voor het verstrekken van relevante informatie over zijn schulden. De bewindvoerder heeft in hoger beroep aangegeven dat de appellant matig meewerkt aan de schuldsaneringsregeling en dat er een schuld is die verband houdt met een erfenis, waarbij de appellant beschuldigd is van fraude. Het hof concludeert dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van de schuld. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, omdat indien de relevante feiten bekend waren geweest, het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zou zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.171.185/01
insolventienummer rechtbank : C/13/14/537-R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 augustus 2015
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [plaats] ,
appellant,
advocaat: mr. S. Pijl te [plaats] .

1.Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna [appellant] genoemd.
[appellant] is bij per fax op 9 juni 2015 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2015, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds heeft beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 11 augustus 2015. Bij die behandeling is [appellant] , hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens [appellant] is mr. Pijl voornoemd verschenen die het beroepschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd en desgevraagd heeft verklaard dat [appellant] afwezig is wegens ziekte. Voorts is de bewindvoerder […] verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het beroepschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, het verslag van de bewindvoerder van 15 juni 2014, met bijlagen en de namens [appellant] en door de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep nader overgelegde stukken. Mr. Pijl heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
Namens [appellant] is in het beroepschrift verzocht om het vonnis waarin de op hem toepasselijke schuldsaneringsregeling tussentijds werd beëindigd, te vernietigen en hem alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. Daartoe is namens [appellant] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. De rechtbank was bij toelating van [appellant] tot de wettelijke schuldsaneringsregeling bekend met de vordering van […] en hij heeft de rechtbank volledig en juist geïnformeerd over de vordering en het vonnis van de rechtbank waarin zijn onrechtmatig handelen jegens […] is bepaald. Althans [appellant] heeft […] juist en volledig ingelicht. Hij heeft […] ingeschakeld om namens hem een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in te dienen bij de rechtbank. Ten behoeve van het verzoekschrift in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling heeft [appellant] […] alle achtergrondinformatie omtrent deze vordering gegeven. Zowel het onderliggende vonnis als de correspondentie die na afloop van dit vonnis is gevoerd tussen de advocaten van beide partijen - zoals de brief van [datum] van […] aan […] - is overhandigd. Vervolgens heeft […] het verzoekschrift en de onderliggende stukken geselecteerd. Bij het verzoekschrift is niet alleen de vordering op de crediteurenlijst vermeld, maar deze is in het verzoekschrift ook voorzien van specificaties. Door […] wordt niet expliciet genoemd dat het vonnis is meegestuurd met het verzoekschrift, maar wel wordt benoemd dat achter de crediteurenlijst in het verzoekschrift de stukken van […] advocaten inzake […] toegevoegd zijn. In deze correspondentie wordt expliciet verwezen naar het vonnis van [datum] . [appellant] heeft dus in het verzoekschrift door middel van deze bescheiden duidelijk gemaakt dat aan de vordering een veroordelend vonnis ten grondslag ligt. [appellant] heeft de rechtbank juist en volledig geïnformeerd over de aard en het ontstaan van de vordering. De rechtbank had bekend kunnen zijn met het vonnis en [appellant] heeft in dat kader voldaan aan zijn verplichtingen. [appellant] heeft in ieder geval […] daarover juist geïnformeerd. [appellant] kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de selectie die […] vervolgens heeft gemaakt ten behoeve van het verzoekschrift. Immers, [appellant] had […] , een professionele partij, juist ingeschakeld om hem daarbij te helpen. Daarnaast heeft te gelden dat de rechtbank tijdens de behandeling van het verzoekschrift geen nadere toelichting omtrent de reden van het ontstaan van de vordering heeft gevraagd, zodat [appellant] daarmee van zijn informatieverplichting is gekweten
2.2
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. [appellant] werkt tot op heden matig mee aan de schuldsaneringsregeling. Er is een schuld van € […] die betrekking heeft op de afhandeling van een erfenis. [appellant] is door de overige erfgenamen beschuldigd van fraude. Dit is in een civielrechtelijke procedure komen vast te staan. De vordering stond op de lijst van crediteuren bij de verklaring volgens artikel 285 Faillissementswet (Fw). Voor zover de bewindvoerder bekend is, is het frauduleuze karakter van de vordering echter niet besproken bij de toelatingszitting. Het Openbaar Ministerie heeft in eerste instantie afgezien van vervolging. Vervolging is onlangs alsnog afgedwongen door een of meerdere erfgenamen via een artikel 12 Wetboek van Strafvordering (Sv) procedure bij het Gerechtshof. Het frauduleuze karakter in combinatie met de hoogte van de vordering had aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg moeten staan. Hoewel er nog een strafrechtelijke procedure loopt, is deze niet van belang om verdere duidelijkheid te krijgen omtrent het ontstaan van de vordering, aldus steeds de bewindvoerder.
2.3
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat ingevolge artikel 350, derde lid, aanhef en onder f, Faillissementswet (Fw) de wettelijke schuldsaneringsregeling wordt beëindigd indien feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die op het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288, eerste en tweede lid, Fw. In artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, Fw is bepaald dat het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling slechts wordt toegewezen, indien de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest.
2.4
Gebleken is dat bij de bewindvoerder een vordering is ingediend door […] van € […] , onder overlegging van een vonnis van de rechtbank [plaats] van [datum] . De vordering heeft betrekking op een afhandeling van een nalatenschap. [appellant] trad op als executeur en hij is door de erfgenamen beschuldigd van onrechtmatig handelen waardoor zij schade stellen te hebben geleden. In het vonnis is voor recht verklaard dat [appellant] als executeur toerekenbaar in strijd met zijn wettelijke verplichtingen heeft gehandeld hetgeen jegens […] als erfgenamen als onrechtmatig is aangemerkt en is [appellant] tot schadevergoeding veroordeeld, waarvan een bedrag van € […] als voorschot. Tevens is [appellant] op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeeld tot afgifte van bescheiden en het afleggen van rekening en verantwoording. Hoewel de - als neutraal omschreven - vordering van […] is vermeld op de schuldenlijst bij het toelatingsverzoek, is de rechtbank pas na toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellant] bekend geworden met de feiten en omstandigheden waaronder de schuld aan […] is ontstaan, omdat zij pas na de toelating bekend is geworden met het vonnis van de rechtbank [plaats] van [datum] . Het vonnis is niet door [appellant] bij het verzoek tot toelating overgelegd, het karakter van de schuld is niet bij de schuldenlijst toegelicht, noch is omtrent deze schuld bij de toelatingszitting een toelichting gegeven. Dat de rechtbank niet naar voornoemde schuld heeft gevraagd doet niet af aan de eigen verantwoordelijkheid van [appellant] de omstandigheden waaronder de schuld aan […] is ontstaan bij de rechtbank kenbaar te maken. Reeds bij toelating rust op de schuldenaar een spontane informatieplicht, zodat de rechter met alle omstandigheden van het geval rekening kan houden. Het hof wenst hierbij overigens op te merken dat de vordering in de crediteurenlijst bij het verzoekschrift is aangevinkt als een ‘zakelijke schuld’. [appellant] kan zich - gelet op zijn eigen verantwoordelijkheid - er evenmin op beroepen dat hij alle gegevens omtrent zijn schulden correct en volledig aan […] heeft verstrekt. Dat de vordering van […] op de schuldenlijst staat vermeld, is derhalve onvoldoende om te concluderen dat [appellant] de rechtbank juist en volledig heeft geïnformeerd. Ook de bij het verzoekschrift gevoegde correspondentie is daarvoor niet toereikend omdat daaruit niet de aard van de vordering kan worden afgeleid. Het hof is voorts van oordeel dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan van de schuld aan […] te goeder trouw is geweest. Vast staat dat [appellant] bij het vonnis van [datum] is veroordeeld om aan […] schadevergoeding te voldoen omdat hij als executeur toerekenbaar in strijd met zijn wettelijke verplichtingen heeft gehandeld en de erfgenamen daardoor schade hebben geleden. Tegen dit vonnis heeft [appellant] geen rechtsmiddel ingesteld. Daarmee is komen vast te staan dat aan de schuld onrechtmatig handelen van [appellant] ten grondslag ligt. Er is niets aangevoerd dat tot het oordeel zou kunnen leiden dat het ontstaan van de schuld [appellant] niet toe te rekenen zou zijn. Geconcludeerd moet dan ook worden dat indien genoemde feiten en omstandigheden destijds bij de rechtbank bekend zouden zijn geweest, het verzoek zou zijn afgewezen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, D.J. Oranje en R.J.Q. Klomp en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.