3.7.Deze overeenkomst eindigt zonder opzegging indien de in de considerans genoemde vergunning van B&W haar geldigheid verliest.”
Tevens is (wederom) bepaald dat de woning gedurende de hele huurperiode in de verkoop blijft en dat huurder bij verkoop de woning binnen drie maanden zal verlaten.
( e) Bij brief van 23 januari 2014 heeft de gemeente [geïntimeerde] bericht, zakelijk, dat de vergunning door een wetswijziging per 1 juli 2013 van rechtswege geldig blijft tot 5 december 2016.
( f) Goldbuyers heeft de huur betaald tot en met november 2013. Op 10 februari 2014 is Goldbuyers failliet verklaard, met benoeming van mr. [X] tot curator (verder: de curator).
( g) Vanaf december 2013 is de huur betaald door [appellante sub 2] , met dien verstande dat de huur – krachtens een door partijen althans door [geïntimeerde] en [appellante sub 2] gemaakte afspraak – in de periode van december 2013 tot en met maart 2014 is verlaagd tot € 2.000,= per maand.
( h) In de periode van januari 2014 tot en met april 2014 hebben partijen vruchteloos onderhandeld over een mogelijke aankoop van de woning door [appellanten] Partijen zijn vervolgens komen te spreken over de wens van [appellante sub 2] om een
“Bed & Breakfast”in de woning te starten.
( i) Op 21 mei 2014 hebben [geïntimeerde] en [appellante sub 2] een verklaring ‘Toestemming onderverhuur korte periodes’ ondertekend. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“(...) Hierbij geef ik, [geïntimeerde] (...) toestemming enige ruimtes in de vorm van Bed & Breakfast te verhuren.
Deze toestemming geef ik aan [appellante sub 2] die op dit moment de woning van mij huurt.
Bovendien is afgesproken dat:
- Een voorschot op de Huur wordt betaald voor 14 maanden voor de maanden van-af 1 juni 2014 tot 1 augustus 2015. Dit bedrag betreft € 35.000,-- (14 x € 2.500,--)
- Het huis blijft in de verkoop mede op verzoek van de bank Van Landschot.
- Toestemming voor onderhuur in de vorm van “Bed & Breakfast” wordt geven met medeweten van de bank.”
[appellante sub 2] heeft voormeld bedrag van € 35.000,= in drie tranches aan [geïntimeerde] betaald, waarvan de laatste op 8 juli 2014.
( j) Op 8 juni 2015 heeft [geïntimeerde] met een derde een schriftelijke koopovereenkomst met betrekking tot de woning gesloten. Daarin is bepaald dat [geïntimeerde] de woning op 1 oktober 2015 vrij van huur aan die derde zal verkopen en leveren tegen een koopprijs van € 620.000,=. Voorts is overeengekomen dat [geïntimeerde] aan die derde boetes en schadever-goeding verschuldigd zal zijn, indien hij zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst niet (tijdig) nakomt.
( k) Bij brieven van 15 juni 2015 aan [appellanten] respectievelijk 28 juni 2015 aan de curator heeft [geïntimeerde] de huurovereenkomst tegen 1 oktober 2015 opgezegd.
( l) Bij e-mail van 28 juni 2015 heeft de curator [geïntimeerde] bericht, zakelijk, dat hem geen huurovereenkomst bekend is en dat hij Goldbuyers niet als huurder beschouwt.
( m) In de eerste aanleg van dit kort geding vorderde [geïntimeerde] dat [appellanten] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zouden worden veroordeeld om de woning uiterlijk op 1 oktober 2015 om 9.00 uur te ontruimen, met machtiging van [geïntimeerde] om de nakoming daarvan met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen. Tevens stelde [geïntimeerde] een aantal nevenvorderingen in. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de ontruimingsvordering - uitvoerbaar bij voorraad - toegewezen, de nevenvorderingen afgewezen en [appellanten] in de proceskosten verwezen.