ECLI:NL:GHAMS:2015:4037

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
200.168.711/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herfinanciering van consumentenkrediet en zorgplicht van de bank

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant sub 1] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de kantonrechter heeft geoordeeld dat de bank, Hollandse Discount Voorschotbank B.V. (HDV), niet tekort is geschoten in haar zorgplicht bij de herfinanciering van een krediet. [appellant sub 1] had in 2008 een kredietovereenkomst gesloten met HDV, waarbij hij een bedrag van € 32.500,00 ontving. Dit krediet werd gebruikt om bestaande schulden bij andere kredietverstrekkers af te lossen. In 2010 deed HDV een voorstel tot aanpassing van de overeenkomst, wat door [appellant sub 1] werd ondertekend. Later stelde [appellant sub 1] dat HDV haar zorgplicht had geschonden, omdat hij niet in staat was om aan de nieuwe betalingsverplichtingen te voldoen. De kantonrechter oordeelde echter dat HDV niet tekort was geschoten, omdat er geen nieuwe kredietovereenkomst tot stand was gekomen en de aanpassing van de voorwaarden niet leidde tot overkreditering. Het hof bevestigde dit oordeel en oordeelde dat [appellant sub 1] onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verwees [appellant sub 1] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I AOF
zaaknummer: 200.168.711/01
zaaknummer rechtbank: 2952260 CV EXPL 14-9644 (Amsterdam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 september 2015
inzake

1.[appellant sub 1]

2.
[appellante sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidHOLLANDSCHE DISCONTO VOORSCHOTBANK B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A. Trimbach te De Meern.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna gezamenlijk [appellant sub 1] (in enkelvoud) genoemd. Geïntimeerde wordt met HDV aangeduid.
[appellant sub 1] is bij dagvaarding van 25 februari 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter), van 2 februari 2015, gewezen tussen [appellant sub 1] als eiser als in conventie, tevens verweerder in reconventie en HDV als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant sub 1] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest alsnog zijn vorderingen zal toewijzen en die van HDV zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
HDV heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant sub 1] in de proceskosten, met rente, nakosten en uitvoerbaar bij voorraad.
HDV heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.7 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
2.2
[appellant sub 1] heeft op 29 maart 2008 door bemiddeling van AFAB een zogenoemde ‘rente kredietovereenkomst’ gesloten met HDV. In totaal is € 32.500,00 aan krediet verstrekt. De overeengekomen kredietvergoeding is variabel en bedroeg ten tijde van het verstrekken van het krediet 0,639% per maand, dat is 7,9% per jaar. Het verstrekte krediet is nagenoeg geheel gebruikt om schulden van [appellant sub 1] bij verschillende kredietverstrekkers (De Nederlandse Voorschotbank, SNS Bank, ABN AMRO Bank, en Prime Line) van in totaal € 32.449,00 af te lossen.
2.3
Bij brief van 26 mei 2010 heeft HDV aan [appellant sub 1] een “voorstel tot aanpassing overeenkomst” gedaan. Het voorstel houdt in dat de kredietlimiet wordt vastgesteld op € 33.070,00, de looptijd op 260 maanden en de aflossing per maand € 300,00 bedraagt. Het effectief rentepercentage is gesteld op 9,9% per jaar en is variabel. Bepaald is dat bij het ontstaan van achterstanden in de betalingen in de toekomst de rentekorting van 1,6% komt te vervallen. Deze brief heeft [appellant sub 1] voor akkoord ondertekend en aan HDV geretourneerd.
2.4
De belangenbehartiger van [appellant sub 1] heeft bij brief van 14 november 2013 aan HDV bericht dat de maandelijkse lasten van het in 2010 verkregen krediet niet meer zijn op te brengen.

3.Beoordeling

3.1
[appellant sub 1] stelt zich in dit geding – kort gezegd – op het standpunt dat HDV jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten, dan wel haar precontractuele zorgplicht heeft geschonden en/of onrechtmatig heeft gehandeld en tot schadevergoeding is gehouden. [appellant sub 1] stelt daartoe, samengevat, dat HDV in 2008 en 2010 niet of op onjuiste wijze heeft getoetst of [appellant sub 1] in staat was om aan de contractuele verplichtingen jegens HDV te kunnen voldoen.
3.2
De kantonrechter is tot het oordeel gekomen dat op grond van de door [appellant sub 1] aangevoerde omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat HDV in 2008 is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht. Veder is volgens de kantonrechter – anders dan [appellant sub 1] stelt – in 2010 tussen partijen geen nieuwe kredietovereenkomst tot stand gekomen. Het betreft een wijziging van de overeenkomst die niet heeft geleid tot een hogere maandlast en ook overigens heeft [appellant sub 1] naar het oordeel van de kantonrechter niet duidelijk gemaakt dat HDV haar zorgvuldigheidsverplichtingen in 2010 heeft geschonden. De vorderingen van [appellant sub 1] in conventie zijn afgewezen en de vordering van HDV in reconventie
– strekkende tot betaling door [appellant sub 1] van de uitstaande schuld onder de kredietovereenkomst – is toegewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant sub 1] met zijn grieven op.
3.3
Tussen partijen staat vast dat het door HDV in 2008 aan [appellant sub 1] verschafte krediet op € 51,00 na door hem is gebruikt om bestaande (krediet)schulden af te lossen. Gelet op de keuze van [appellant sub 1] om zijn schulden over te sluiten, heeft HDV gesteld (conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie onder 4) dat ervan kan worden uitgegaan dat het oversluiten van het krediet voor [appellant sub 1] gunstiger was dan het laten doorlopen van de oude kredieten.
brengt hier tegenin dat hij bij SNS Bank en ABN AMRO Bank een roodstand had op betaalrekeningen en hij hierop maandelijks afloste. Ook op het krediet bij PrimeLine werd door hem maandelijks afgelost. [appellant sub 1] stelt (naar het hof begrijpt) dat door het aangaan van het nieuwe krediet bij HDV in 2008 de looptijd van de schuld werd verlengd, zodat hij door het oversluiten er niet op vooruit is gegaan.
3.4
Het hof overweegt het volgende. Voor zover [appellant sub 1] stelt dat de voorwaarden van de in 2008 gesloten kredietovereenkomst (met name op het punt van de rente, looptijd en aflossingsverplichtingen) voor hem niet passend waren, had het op zijn weg gelegen om voldoende gegevens voor die stelling te verschaffen, nu hij daaraan het rechtsgevolg verbindt dat HDV jegens hem aansprakelijk is. Wat dit betreft laat [appellant sub 1] in het bijzonder ten onrechte buiten beschouwing dat hij in 2008 al een schuldenlast had ter grootte van (afgerond) het bedrag dat hem door HDV als krediet is verschaft. In het enkele oversluiten van de bestaande schuldenlast in 2008 kan geen grond voor aansprakelijkheid van HDV liggen. Omtrent de lasten van de oude kredieten heeft [appellant sub 1] in het geheel geen gegevens verschaft. Bij gebreke daarvan kan geen vergelijking gemaakt worden tussen de situatie vóór 29 maart 2008 en die daarna. Aldus kan niet worden vastgesteld dat HDV ter voorkoming van overkreditering de kredietovereenkomst in 2008 niet onder de daarin genoemde voorwaarden met hem had mogen sluiten. Daarmee falen de klachten van [appellant sub 1] die betrekking hebben op de totstandkoming van de kredietovereenkomst in 2008.
3.5
Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat in 2010 geen nieuwe kredietovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Daarbij is het volgende van belang. Het antwoord op de vraag of in 2010 een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Uit de in r.o. 2.3 genoemde, door [appellant sub 1] voor akkoord ondertekende brief blijkt met zoveel worden dat partijen zijn overeengekomen de condities van de bestaande kredietovereenkomst aan te passen. De feiten en omstandigheden die [appellant sub 1] stelt, zijn onvoldoende om tot een andere conclusie te kunnen komen. De enkele omstandigheid dat de voorwaarden van de kredietverschaffing zijn aangepast, brengt in het licht van de hiervoor genoemde maatstaf nog niet mee dat van een nieuwe kredietovereenkomst gesproken dient te worden.
3.6
[appellant sub 1] betoogt verder dat HDV in 2010 de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden. De overeenkomst van 2010 leidde tot overkreditering. [appellant sub 1] wijst in de memorie van grieven ter onderbouwing van deze stelling op de omstandigheid dat het krediet in 2010 is verhoogd met € 570,00 terwijl hij al was overgekrediteerd.
3.7
Uitgangspunt voor de beoordeling is dat ten aanzien van het in 2008 verstrekte krediet niet kan worden vastgesteld dat HDV jegens [appellant sub 1] is tekortgeschoten. Hiervoor is dat aspect van de zaak reeds aan de orde gekomen. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat daarvan uitgaande, in 2010 van HDV slechts verwacht mocht worden dat zij zou toetsen of [appellant sub 1] in staat was te voldoen aan de verplichtingen zoals die zouden voortvloeien uit de toen aangepaste overeenkomst.
3.8
Het had daarom op de weg van [appellant sub 1] gelegen op basis van de doorgevoerde wijzigingen in de kredietovereenkomst inzichtelijk te maken dat en waarom deze voor hem tot een hogere last hebben geleid. [appellant sub 1] heeft die toelichting niet gegeven. Hij heeft zich in de memorie van grieven beperkt tot de verhoging van het krediet met € 570,00 en is daarbij niet ingegaan op (bijvoorbeeld) de stelling van HDV dat [appellant sub 1] bij gelijkblijvende maandlasten met behulp van een rentekorting in staat werd gesteld af te lossen op het krediet. Nu [appellant sub 1] niet ingaat op de verschillende omstandigheden die de kantonrechter bij haar beoordeling heeft betrokken, kan het hof niet tot een andere afweging komen. [appellant sub 1] heeft aldus onvoldoende concreet duidelijk gemaakt waarom de in 2010 doorgevoerde wijzigingen in de kredietovereenkomst hebben geleid tot overkreditering, zodat niet kan worden vastgesteld dat HDV in 2010 haar zorgvuldigheidsverplichtingen heeft geschonden.
3.9
De grieven falen gelet op het voorgaande. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant sub 1] zal in de het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant sub 1] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van HDV begroot op € 711,00 aan verschotten en € 1.158,00 voor salaris en op € 131,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf veertien dagen na de datum van dit arrest;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, A.W.H. Vink en S.B. van Baalen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 september 2015.