ECLI:NL:GHAMS:2015:3917

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
200.147.985/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering door organisator van pelgrimsreis tegen reisbureau wegens wanprestatie bij het verzorgen van vluchten

In deze zaak gaat het om een vordering tot schadevergoeding van een organisator van een pelgrimsreis naar India tegen een reisbureau wegens wanprestatie bij het verzorgen van de vluchten. De appellant, die de reis organiseert, heeft het reisbureau benaderd om vliegtickets te boeken voor de deelnemers aan de reis in 2011. De reis vond plaats, maar de meeste reizigers hebben het traject van Amsterdam naar Londen per bus afgelegd, wat door de appellant was geregeld. De appellant vorderde een schadevergoeding van € 50.707,15, onder andere voor de kosten van alternatief vervoer, lunchpakketten en schadevergoeding voor immateriële schade door reputatieverlies.

De rechtbank had in een eerder vonnis geoordeeld dat het reisbureau niet aansprakelijk was voor de schade, omdat de appellant niet had kunnen vertrouwen op een garantie voor de vluchten. In hoger beroep heeft de appellant de grieven van de rechtbank bestreden, maar het hof oordeelde dat het reisbureau zich voldoende had ingespannen om de vluchten te regelen en dat de appellant zelf in schuldeisersverzuim was geraakt door het aanbod van alternatief vervoer te weigeren. Het hof concludeerde dat de vorderingen van de appellant niet toewijsbaar waren en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellant werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.147.985/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: C/13/534101 / HA ZA 13-73
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 september 2015
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant in het principale appel,
geïntimeerde in het incidentele appel,
advocaat: mr. E.R. Schenkhuizen te Den Haag,
tegen

1.REISBUREAU [X] V.O.F.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde sub 3],
wonend te [woonplaats] ,
4.
[geïntimeerde sub 4],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden in het principale appel,
appellanten in het incidentele appel,
advocaat: mr. O.H.A. Mo-Ajok te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] respectievelijk [X] , [geïntimeerde sub 2] , [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4] genoemd, terwijl laatstgenoemden gezamenlijk als [geïntimeerden] worden aangeduid.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 23 januari 2014 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 oktober 2013, in deze zaak onder bovengenoemd zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerden] als gedaagden.
[appellant] heeft bij memorie tien grieven geformuleerd, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vorderingen van [appellant] zoals gewijzigd/vermeerderd in hoger beroep tot een bedrag van € 50.707,15 (te vermeerderen met de kosten voor de lopende procedure) zal toewijzen en [geïntimeerden] zal veroordelen in de (volledige althans forfaitaire) proceskosten van beide instanties.
[geïntimeerden] hebben bij memorie de grieven van [appellant] bestreden. Tevens hebben zij daarbij incidenteel appel ingesteld en daarin één grief geformuleerd. Zij hebben in zowel het principale als het incidentele appel producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd – naar het hof begrijpt – dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het geding in het principale en het incidentele appel.
Ter zitting van het hof van 17 april 2015 hebben partijen de zaak doen bepleiten, beide door hun voornoemde advocaat; beide advocaten hebben daarbij pleitnotities in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.

2.De feiten

De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.5 een aantal feiten vermeld en tot uitgangspunt genomen. Omdat die feiten tussen partijen niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het hof stelt vast dat het incidentele appel onnodig is ingesteld, nu [geïntimeerden] hunnerzijds geen verandering van het in het vonnis waarvan beroep vervatte dictum wensen.
3.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) [appellant] organiseert jaarlijks een ‘pelgrimsreis’ naar India. [appellant] heeft [X] , die een reisbureau exploiteert, benaderd om vliegtickets te boeken ten behoeve van de reis in 2011. De contacten met [X] verliepen onder andere per e-mail. Het vertrek was gepland voor 2 juli 2011 en partijen stond voor ogen dat de deelnemers met luchtvaartmaatschappij KLM zouden vliegen van Amsterdam naar Londen, om vervolgens met luchtvaartmaatschappij Air India door te vliegen naar India. De reis naar India heeft plaatsgevonden, maar de meeste reizigers hebben het traject Amsterdam-Londen afgelegd per bus. De busreis was door [appellant] georganiseerd.
(ii) In de e-mailcorrespondentie tussen [appellant] en [X] zijn, voor zover hier relevant, chronologisch over en weer de volgende berichten gestuurd:
[X] aan [appellant] , 14 februari 2011
“(…) Beste [appellant] ,
Amsterdam, 13 Februari 2010 (…)
Reden waarom ik nu pas een offerte OVB kan uitbrengen is om de volgende reden. (…)
Al deze tarieven zijn via London met Airindia en met de KLM af amsterdam en geen BA vluchten.
(…)
Goed koop is duurkoop.
Ams/Lhr/del. (…) bom/blr/bom/lhr/ams.
volw. eur 740
kind eur 655
-----------------------------------------------
Ams/lhr/del. (…) bom/lhr/ams
volw. eur 635
kind eur 545
(…)
Totaal hebben wij nu 70 stoelen OK op alle Airindia Vluchten op dit moment, ex de KLM vluchten Ams/lhr/Ams.
Volgens de KLM regels kunnen de vluchten pas een maand voor vetrek door Air India ingeboekt worden.
NOGMAALS, al deze PRIJZEN en VLUCHTEN zijn ondervoorbehoud van wijzigen door de LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN.
Graag hoor ik uiterlijk binnen vijf werk dagen van jou, als wij deze stoelen nog moeten aangehouden, aangezien wij als Reisorganisatie [Y] garant staan voor deze groep en op kort termijn een bankgarantie zullen MOETEN afgeven.”
[appellant] aan [X] , 14 februari 2011
“(…) [A] ,
Zijn deze tarieven definitief?
Want ik wil niet over een maand van horen dat de tarieven worden verhoogd.
Want zoals jij schrijft GOEDKOOP IS DUURKOOP.DAT KUN JIJ MIJ OOK NIET GARANDEREN.”
[X] aan [appellant] , 14 februari 2011
“(…) Goed lezen vriend. (…)
De tarieven en stoelen zijn difinitief, incl. taxen maar ondervoorbehoud van wijzigingen van de luchtvaatmaatschappijen.
Dat MOET je ook in je offerte naar de paxen kenbaar maken. (…)”
[appellant] aan [X] , 14 februari 2011
“Dan moet je wel goed schrijven !!!!
Dus de stoelen zijn definitief, maar de prijs niet????
Dus kan zijn dat het bij jou ook GOEDKOOP IS DUURKOOP is???
Wanneer is het dan wel definitief?
Zo kunnen wij toch geen zaken doen?”
[X] aan [appellant] , 15 februari 2011
“(…) Ik denk dat ik duidelijk genoeg ben geweest, moet ik de stoelen nou wel of niet vasthouden. Wil biinnen 24uur van jou weten voor accoord .
Nogmaals de VLUCHTEN van AIRINDIA zijn OK, maar de KLM vluchten AMS/LHR/AMS kunnen pas een maand voor vetrek geboekt worden conforn de KLM regels.
(…)
In het leven en in het bizonderin de luchtvaart is niets definitief wat de tarieven betreft tot dat alles betaald en geprint is.
Vandaar de KLEINE lettertjes en daar hou ik mij als Reisorganisatie ook aan. (…)”
[appellant] aan [X] , 15 februari 2011
“(…) Waarom binnen uur 24 antwoordt (…)
Ik kan mijn mede reizigers niet een bevestiging sturen dan de tarieven kunnen nog verhoogd worden. Ik vind zaken doen op deze manier niet kan, ik hoop dat je dit ook zal begrijpen. (…)”
[appellant] aan [X] , 22 mei 2011
“(…) Wil je zo vriendelijk zijn om voor a.s. woensdag 25 mei de definitieve vluchtgegevens voor mailen, want de mensen vragen om. (…)”
[X] aan [appellant] , 25 mei 2011
“Vlucht schema ams/London/ams 02jul/24jul kunnen pas een maand voor vertrek door airindia ingeboekt worden.
Zij zijn nu daarmee bezig. (…)
Ook ik word er niet goed van , maar zit er nu boven op vanwege de tijd”
(iii) In een door [X] overgelegd document is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
[Y]
(…)
Notanr : [nummer]
Boekdatum : 03-06-2011
BEWIJS VAN INSCHRIJVING
(…)
DEELNEMERS GEGEVENS:
GROEP: 79 PAX
(…)
Reisschema: (…) 02 JUL LHR/DEL 2130 OK
(…) 18 JUL BOM/BLR 1730 OK
(…) 22 JUL BLR/BOM 1700 OK
(…) 24 JUL BOM/LHR 0225 OK
Bijzonderh: EXCL. AMSTERDAM-LONDON V.V.
(…)
NOTAGEGEVENS:
Aantal pers. Bedr. p.p. Totaal
Reis1 : 57 819.00 46683.00
Reis2 : 14 720.00 10080.00
(…)
Kind : 8 655.00 5240.00
(…)
Diversen: 1 655.00 655.00
------------
Reistotaal: 62658.00
Aanbetaling 50000.00
------------ Vertrekdatum: 02-07-2011
Reissaldo 12658.00 Nog te betalen: 12658.00 (…)”
(iv) In een door [appellant] overgelegd document is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
[Y]
(…)
Notanr : [nummer]
Boekdatum: 14-12-2010
BEWIJS VAN INSCHRIJVING
(…)
DEELNEMERS GEGEVENS:
GROEP: 79 PAX
(…)
Reisschema: ZIE AIR INDIA SCHEMA’S (REEDS IN BEZIT)
Bijzonderheden: GROEP INDIA 2011
GELIEVE HET SALDO UITERLIJK 29 JUNI 2011 TE VOLDOEN.
(…)
NOTAGEGEVENS:
Aantal personen Bedrag p.p. Totaal
Reis1 : 57 819.00 46683.00
Reis2 : 14 720.00 10080.00
(…)
Kind : 8 655.00 5240.00
(…)
Reistotaal: 62003.00
Korting 635.00 Nog te betalen: 11348.00
Aanbetaling 50000.00
------------
Reissaldo 11348.00 (…)”
( v) In een door [appellant] overgelegd document, met daarin een verslag van een bijeenkomst van de deelnemers op 29 mei 2011, is, voor zover hier relevant, opgenomen:
“ [B] van het reisbureau is er niet, zijn zoon, [C] is in zijn plaats gekomen. [appellant] [hof: [appellant] ] projecteert het vluchtschema op de beamer. Bijna alle gegevens, met vluchtnummers staan erop, behalve de vlucht Amsterdam – Londen. Volgens [C] gaan wij vliegen in 3 groepen op zaterdag 2 juli van Amsterdam naar Londen, met de KLM. Er is 1 ochtend vlucht en 2 middag vluchten. Wij krijgen nog te horen wie wanneer vliegt. Volgende week zal alles bekend gemaakt worden. Dan krijgen wij ook de resterende vluchtgegevens per mail.”
3.3.
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd, veroordeling van [X] althans [geïntimeerde sub 3] tot betaling van een bedrag van € 20.424,86, te vermeerderen met een PM-post, met de kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 2.500,= exclusief BTW en met de schade die de individuele reizigers hebben geleden, met veroordeling van [X] in de proceskosten. Hij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat hij schade heeft geleden door toerekenbaar tekortschieten van de kant van [X] c.s. inzake
a. het verzorgen van vluchten op het traject Amsterdam-Londen, als gevolg waarvan hij materiële schade heeft geleden – onder meer kosten van alternatief vervoer naar Londen met een bus (€ 6.000,=), lunchpakketten voor de deelnemers (€ 249,86), telefoonkosten (€ 200,=) en kosten van rechtsbijstand (€ 2.975,=) – en
b. het verzorgen van een vlucht van Delhi naar Londen, waardoor hij eveneens materiële schade heeft geleden – een extra hotelovernachting voor een groep deelnemers (€ 800,=) en transferkosten (€ 200,=) –, terwijl hij door dit tekortschieten van de kant van [geïntimeerden] naast materiële ook immateriële schade heeft geleden omdat zijn reputatie is beschadigd, welke schade door hem is begroot op € 10.000,=. [geïntimeerden] hebben verweer gevoerd.
3.4.
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep overwogen, kort gezegd, dat [X] in haar onder 3.2 sub (ii) als eerste genoemde e-mailbericht van 14 februari 2011 een offerte aan [appellant] heeft gedaan waarin het traject Amsterdam-Londen was begrepen, dat, mede gelet op met name de e-mailwisseling tussen partijen in mei 2011, ervan moet worden uitgegaan dat [appellant] met die offerte heeft ingestemd, dat [appellant] er echter niet op mocht vertrouwen dat [X] had gegarandeerd dat de desbetreffende tickets ook daadwerkelijk konden worden geboekt, dat [X] daarom niet aansprakelijk is voor de door [appellant] gestelde schade, dat [appellant] , voor zover hij heeft beoogd tevens een vordering in te stellen omdat hij te veel heeft betaald voor de tickets – te weten tevens voor vluchten op het traject Amsterdam-Londen die niet doorgingen –, gelet op de gemotiveerde betwisting van die vordering door [X] , zijn vordering nader had dienen te onderbouwen, en dat, ten slotte, [X] niet aansprakelijk is voorde schade als gevolg van het feit dat de vlucht Delhi-Londen later is uitgevoerd dan was gepland. Op grond van een en ander heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
3.5.
De grieven van [appellant] strekken ertoe de beslissing van de rechtbank om zijn vorderingen af te wijzen en de gronden die daartoe zijn gebezigd, geheel aan het oordeel van het hof te onderwerpen. Zij zullen, omdat zij nauw met elkaar samenhangen, zoveel mogelijk gezamenlijk worden behandeld.
3.6.
De vraag die partijen verdeeld houdt is, kort gezegd, of [geïntimeerden] jegens [appellant] verplicht zijn tot schadevergoeding omdat zij toerekenbaar zijn tekortgeschoten in hun verplichting tot het verzorgen van vluchten op het traject Amsterdam-Londen en tot het verzorgen van een vlucht van Delhi naar Londen.
3.7.
Bij de beantwoording van die vraag stelt het hof het volgende voorop. [geïntimeerden] hebben bij memorie van antwoord gesteld dat [X] een eenmanszaak is die uitsluitend door [geïntimeerde sub 3] wordt gedreven, en hebben deze stelling onderbouwd door middel van overlegging van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, waaruit onder meer blijkt dat (uitsluitend) [geïntimeerde sub 3] de onderneming sinds 19 april 2000 drijft. [appellant] heeft deze stelling niet (gemotiveerd) weersproken, zodat het hof deze als vaststaand aanmerkt. Dit betekent dat [X] , [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 4] geen partij kunnen zijn geworden bij de overeenkomst uit hoofde waarvan [appellant] thans schadevergoeding vordert en in de nakoming van die overeenkomst derhalve niet kunnen zijn tekortgeschoten, zodat – zoals [geïntimeerden] ook hebben betoogd – de vordering van [appellant] voor zover tegen hen gericht reeds op die grond moet worden afgewezen. Daarom zal het hof in de hierna volgende overwegingen (gemakshalve) nog wel van [X] spreken, waarmee echter, anders dan in de voorgaande overwegingen, [geïntimeerde sub 3] wordt bedoeld.
a.
de vluchten op het traject Amsterdam – Londen
3.8.
[appellant] heeft gesteld dat [X] jegens hem in de eerste plaats is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen hen gesloten overeenkomst omdat [X] in haar onder 3.2 sub (ii) als eerste genoemde e-mailbericht van 14 februari 2011 een offerte aan [appellant] heeft gedaan (verder: de offerte van 13 februari 2011) waarin het traject Amsterdam-Londen v.v. was begrepen, [appellant] met die offerte heeft ingestemd en [X] had gegarandeerd dat de desbetreffende tickets ook daadwerkelijk konden worden afgegeven, maar dit laatste niet is gebeurd en [X] daarom aansprakelijk is voor de door [appellant] gestelde schade.
3.9.
De eerste vraag die het hof in dit verband heeft te beantwoorden is of en, zo ja, wanneer tussen partijen een overeenkomst is tot stand gekomen die [X] verplichtte de desbetreffende vluchten te verzorgen. Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat uit de onder 3.2 sub (ii) weergegeven e-mailcorrespondentie zoals deze heeft plaatsgevonden in februari 2011 en mei 2011, kan worden afgeleid dat van totstandkoming van een overeenkomst waarin het traject Amsterdam-Londen v.v. was begrepen, in februari 2011 zeker nog geen sprake is geweest. Nadat [X] op 15 februari 2011 aan [appellant] om een akkoordverklaring (op basis van de offerte van 13 februari 2011 waarin, naar vaststaat, het traject Amsterdam-Londen v.v. was begrepen) binnen 24 uur had verzocht, heeft [appellant] geantwoord, vrij vertaald, dat hij niet begreep dat hij binnen 24 uur antwoord moest geven op dat verzoek van [X] en heeft hij tot uitdrukking gebracht dat hij op deze wijze geen zaken kon doen met [X] . Uit de inhoud van de e-mailwisseling tussen [appellant] en [X] zoals deze vervolgens in mei 2011 heeft plaatsgevonden kan evenwel worden afgeleid dat op dat moment kennelijk wel overeenstemming tussen hen was bereikt, omdat [X] zich op dat moment kennelijk inspande om via Air India de desbetreffende vluchten te (doen) boeken. Dat in de periode tussen 15 februari 2011 en 22/25 mei 2011 kennelijk overeenstemming tussen partijen is bereikt, kan bovendien worden afgeleid uit het feit dat – zoals bij gelegenheid van de pleidooien voor dit hof is komen vast te staan – in die periode, hoewel nog niet definitief was geboekt, de desbetreffende stoelen – toen [appellant] daarnaar onderzoek deed bij of via het World Ticket Center – nog steeds geblokkeerd bleken te zijn. Uit de inspanningen die [X] in mei 2011 pleegde en de (mede) daaraan te verbinden gevolgtrekking dat tussen partijen op dat moment kennelijk wel overeenstemming bestond, volgt bovendien dat, nu [X] zich kennelijk gebonden voelde aan de overeenkomst, de vraag naar de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden buiten bespreking kan blijven. In het voorgaande ligt besloten dat het hof [X] niet kan volgen in haar betoog dat [appellant] eerst op 3 juni 2011 heeft ingestemd met de offerte van 13 februari 2011 en pas op dat moment de overeenkomst tussen hen is tot stand gekomen als weergeven in het hiervoor onder 3.2 sub (iii) bedoelde document (waarvan de echtheid overigens ook door [appellant] wordt betwist).
3.10.
De volgende vraag die rijst is of [X] , zoals [appellant] stelt, aan hem heeft gegarandeerd dat het door hem gewenste aantal stoelen op de desbetreffende vluchten kon worden geboekt. Dit betreft een kwestie van uitleg van de inhoud van de tussen hen gesloten overeenkomst, zoals die moet worden afgeleid uit met name de e-mailcorrespondentie. Daarbij stelt het hof voorop dat het voor de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang. Hiervan uitgaande oordeelt het hof dat uit de onder 3.2 sub (ii) weergegeven e-mailcorrespondentie zoals deze is gewisseld met name in februari 2011 kan worden afgeleid dat geen sprake was van enigerlei garantie van de zijde van [X] , met name omdat [X] [appellant] bij herhaling in expliciete bewoordingen kenbaar heeft gemaakt dat zij een akkoord had op alle vluchten van Air India maar niet op de vluchten Amsterdam-Londen v.v. van KLM. Bovendien heeft [X] vermeld dat het Air India was die de boekingen van de KLM-vluchten moest doen en heeft zij daarbij voorts meegedeeld dat volgens de KLM-regels de vluchten pas een maand vóór vertrek door Air India konden worden ingeboekt. Uit de inhoud van deze e-mailberichten van de kant van [X] heeft [appellant] , die over de nodige expertise in de reiswereld beschikt, redelijkerwijs niet anders kunnen begrijpen dan dat, waar het ging om de desbetreffende verplichtingen die voor [X] jegens hem voortvloeiden uit hun overeenkomst, slechts sprake was een inspanningsverplichting.
3.11.
[appellant] heeft in dit verband naar voren gebracht dat namens [X] tijdens een bijeenkomst op 29 mei 2011 is meegedeeld dat de vluchten Amsterdam-Londen v.v. in orde waren, en daartoe een aantal verklaringen van op die bijeenkomst aanwezige deelnemers als productie overgelegd. Wat er zij van de vraag of een dergelijke mededeling op die bijeenkomst is gedaan en of die mededeling namens [X] is gedaan – welke stellingen beide door [X] worden betwist –, het hof oordeelt dat [appellant] – gelet op de inhoud van de hiervoor onder 3.10 besproken e-mailcorrespondentie en met name het daaruit voor hem kenbare feit dat volgens de KLM-regels de vluchten pas een maand vóór vertrek door Air India konden worden ingeboekt – uit eventuele mededelingen op de bijeenkomst van 29 mei 2011 niet heeft kunnen opmaken dat de stoelen op de desbetreffende vluchten op dat moment werden gegarandeerd.
3.12.
Met betrekking tot de vraag of [X] in voldoende mate aan haar inspanningsplicht heeft voldaan, overweegt het hof allereerst dat [appellant] niet heeft gesteld dat [X] zich jegens Air India niet voldoende heeft ingespannen om deze ertoe te bewegen de gewenste stoelen te boeken. Voorts overweegt het hof dat voor de vraag of [X] toerekenbaar is tekortgeschoten, cruciaal is of zij (binnen de inhoud van de verbintenis) haar verplichtingen op alternatieve wijze kon nakomen. Omdat het hier om vervoer Amsterdam-Londen v.v. ging, was dat zeker mogelijk, en is dit volgens [appellant] ook door [X] aangeboden. [appellant] heeft in dit verband gesteld (zie memorie van grieven, p. 14) dat, toen drie weken vóór vertrek duidelijk werd dat er niet vanaf Amsterdam naar Londen (v.v.) kon worden gevlogen, [X] heeft aangeboden busvervoer te regelen voor de groep, dat uit dit aanbod nogmaals blijkt dat [X] zich wel degelijk verantwoordelijk voelde voor het regelen van de desbetreffende vluchten, dat hij echter zodanig teleurgesteld was in [X] dat hij zelf vervangend busvervoer heeft geregeld en dat zijn vertrouwen in [X] volledig weg was. Het hof verbindt hieraan de conclusie dat [X] zich heeft ingespannen haar verplichtingen op alternatieve wijze na te komen, maar dat [appellant] , zonder daarvoor een steekhoudende reden te hebben, nakoming daarvan heeft verhinderd, zodat [appellant] in schuldeisersverzuim als bedoeld in artikel 6:58 BW is geraakt en [X] krachtens artikel 6:61 BW derhalve niet in verzuim kon geraken.
3.13.
De overige stellingen en verweren van partijen in dit verband kunnen aan het voorgaande niet afdoen, zodat deze buiten bespreking kunnen blijven. De conclusie is dat
grief 1 tot en met grief 7falen.
b.
de vlucht Delhi – Londen
3.14.
[appellant] heeft voorts gesteld dat [X] jegens hem in de tweede plaats is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen hen gesloten overeenkomst omdat, anders dan in het reisschema van [X] was voorzien, in Delhi is gebleken dat de vlucht van Delhi naar Londen niet in de nacht van 14 op 15 juli 2011 plaatsvond, maar pas op 15 juli 2011 om 14.00 uur vertrok, waardoor [appellant] genoodzaakt was om ter plaatse voor de desbetreffende deelnemers een extra overnachting te boeken (kosten: € 800,=) en transferkosten (€ 200,=) moesten worden gemaakt. De rechtbank heeft hieromtrent overwogen dat dit volgens [X] verband hield met een wijziging door de luchtvaartmaatschappij – zodat [appellant] zich voor een eventuele schadevergoeding bij de luchtvaartmaatschappij dient te vervoegen – en dat het, gelet op dit verweer van [X] , op de weg van [appellant] had gelegen om te onderbouwen op grond waarvan [X] aansprakelijk zou zijn voor de kosten verband houdende met het gewijzigde tijdstip van de vlucht, maar dat [appellant] dit niet heeft gedaan en daarom dit onderdeel van de vordering als onvoldoende onderbouwd wordt afgewezen, nu niet zonder meer kan worden aangenomen dat [X] schadeplichtig is voor wijzigingen in vluchttijden van door Air India uitgevoerde vluchten.
3.15.
Het hof onderschrijft deze rechtsoverweging (4.7) van de rechtbank ten volle en maakt die tot de zijne. Bovendien constateert het hof dat [appellant] in zijn tegen deze overweging gerichte
grief 8ook thans nog geen enkele nadere onderbouwing geeft voor zijn stelling dat [X] in verband met de vertraging van de vlucht schadeplichtig kan worden gehouden, zodat deze grief eveneens faalt.
3.16.
Ten slotte overweegt het hof dat voor zover de stellingen van [appellant] zo moeten worden begrepen dat hij daarin mede schade beoogt te vorderen voor of namens derden, zijn vordering moet worden afgewezen omdat deze derden geen partij zijn in de procedure en [appellant] niet (voldoende onderbouwd) heeft gesteld dat hij deze derden bevoegdelijk vertegenwoordigt.
3.17.
[appellant] heeft geen stellingen geponeerd die, indien bewezen, tot andere oordelen dan hiervoor gegeven moeten leiden, zodat zijn bewijsaanbod als niet ter zake dienend wordt gepasseerd. Ook
grief 9is dus tevergeefs voorgesteld.
3.18.
De slotsom luidt dat het appel faalt en dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Gelet op deze uitkomst heeft [appellant] geen belang meer bij bespreking van
grief 10. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in het principale appel.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het geding in het principale appel en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [X] c.s. gevallen, op € 1.920,= aan verschotten en op € 2.683,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, D.J. van der Kwaak en A.M.A. Verscheure, en is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2015 door de rolraadsheer.