ECLI:NL:GHAMS:2015:3904
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling van gezag en omgangsregeling in een echtscheidingszaak met betrekking tot een minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagsverhouding en omgangsregeling van een minderjarige, geboren uit een huwelijk dat in 2004 is ontbonden. De man, appellant in principaal hoger beroep, verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het eenhoofdig gezag aan hem toe te kennen, terwijl de vrouw, geïntimeerde in principaal hoger beroep, het verzoek van de man betwistte en zelf vroeg om het gezag aan haar toe te kennen. Het hof oordeelde dat het gezag over de minderjarige alleen aan de vrouw toekomt, omdat omgang met de man in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige, die ernstige bezwaren heeft tegen omgang met de man. Het hof wees ook het verzoek van de man tot het instellen van een informatie- en consultatieregeling af, en bepaalde dat artikel 1:377b lid 1 BW buiten toepassing blijft, zodat de vrouw niet verplicht is de man te informeren over gewichtige aangelegenheden die de minderjarige betreffen. De uitspraak is gedaan in het belang van de minderjarige, die sinds de ontbinding van het huwelijk bij de vrouw verblijft en als zijn hoofdopvoeder wordt beschouwd. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.