ECLI:NL:GHAMS:2015:3825

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
200.161.312/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder met betrekking tot de nakoming van een vonnis en de presentatie van de functie

In deze zaak gaat het om een klacht van een klaagster tegen een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder. De klaagster verwijt de kandidaat-gerechtsdeurwaarder dat zij haar geen termijn heeft gegeven om in der minne aan haar verplichtingen uit een vonnis te voldoen en dat zij zich ten onrechte heeft geprofileerd als werkzaam op kantoor X. De kamer heeft klachtonderdeel i ongegrond verklaard en klachtonderdeel ii gegrond, wat leidde tot de maatregel van berisping. Het hof heeft de bestreden beslissing voor het gegrond verklaarde klachtonderdeel ii vernietigd en dit onderdeel ongegrond verklaard, terwijl het de overige beslissingen van de kamer heeft bevestigd.

De zaak begon met een beroepschrift van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De klaagster had geen verweerschrift ingediend en was niet verschenen op de zitting. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder voerde aan dat zij handelde in het belang van haar opdrachtgever, die vreesde dat de klaagster niet aan haar verplichtingen zou voldoen. De klaagster had eerder een vonnis gekregen waarin zij werd veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en proceskosten.

Het hof oordeelde dat de kandidaat-gerechtsdeurwaarder voldoende aannemelijk had gemaakt dat er omstandigheden waren die het leggen van derdenbeslag onder de bank rechtvaardigden. De klaagster had geen bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de feiten door de kamer, waardoor het hof deze als juist beschouwde. Wat betreft de presentatie van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder oordeelde het hof dat de klaagster ten onrechte had gesteld dat de kandidaat-gerechtsdeurwaarder zich onterecht had gepresenteerd, aangezien zij daadwerkelijk als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam was. Het hof vernietigde de maatregel van berisping en verklaarde het tweede klachtonderdeel ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.161.312/01 GDW
nummer eerste aanleg : 134.2014
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 15 september 2015
inzake
[appellante] ,
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [plaats X] ,
appellante,
tegen
[BV] ,
gevestigd te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. H. Nieuwenhuizen, advocaat te Eindhoven.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna ook: de kandidaat-gerechtsdeurwaarder) heeft op 11 december 2014 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 11 november 2014 (ECLI:NL:TGDKG:2014:186). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) tegen de kandidaat-gerechtsdeurwaarder op een onderdeel ongegrond en op een onderdeel gegrond verklaard en aan de kandidaat-gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd
.
1.2.
Klaagster heeft geen verweerschrift bij het hof ingediend, hoewel het hof klaagster daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 juni 2015. Klaagster is
- hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen - niet verschenen. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Appellante is als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder verbonden aan [kantoor X] (verder: [X] ), gerechtsdeurwaarder bij het kantoor [naam] in [plaats X] . Daarnaast is zij verbonden aan [BV Y] in [plaats Y] , zijnde een incassobureau en niet een gerechtsdeurwaarderskantoor.
3.2.2.
Op verzoek van haar opdrachtgever, namens een voormalig werkneemster van klaagster, heeft appellante op 31 oktober 2013 een dagvaarding aan klaagster uitgebracht. Vervolgens is klaagster in die procedure bij verstekvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 20 februari 2014 (verder: het vonnis) - kort gezegd - veroordeeld tot betaling van niet betaalde uren dan wel te weinig betaald uurloon alsook de proceskosten.
3.2.3.
Ten aanzien van de nakosten en de explootkosten luidt het dictum van het vonnis:

De kantonrechter:
(…)
v
eroordeelt gedaagde partij in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 75,-- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis;
3.2.4.
Bij exploot van 25 februari 2014 (verder: het exploot) heeft appellante in haar hoedanigheid van toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klaagster betekend met het bevel aan de inhoud daarvan te voldoen en mitsdien tot betaling van onder meer de nakosten en de explootkosten over te gaan.
3.2.5.
Het exploot is afgedrukt op briefpapier van [BV Y] Het exploot is voorzien van een ‘heb ik-stempel’ dat woordelijk luidt:

Heb ik, [appellante] , als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam ten kantore van [X] , gerechtsdeurwaarder met vestigingsplaats [plaats X] , aldaar kantoorhoudende aan de [straat en huisnummer] ,
In het exploot wordt vervolgens woonplaats gekozen op het kantoor van [X] alsmede op het kantoor van “ [appellante] van [BV Y] ”
3.2.6.
In het exploot is verder - voor zover van belang - opgenomen:

MET AANZEGGING:
Dat bij niet voldoening aan dit bevel van mij t.k.-gerechtsdeurwaarder, binnen de gestelde termijn, met rekwirant(e) meergenoemde titel zal doen tenuitvoerleggen door alle middelen bij de wet toegestaan, speciaal door inbeslagneming en verkoop der roerende en/of onroerende zaken van de gerekwireerde;
3.2.7.
Eveneens op 25 februari 2014 heeft appellante direct na de betekening van het vonnis ten laste van klaagster derdenbeslag onder de [bank] gelegd.

4.Het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt appellante - samengevat weergegeven - het volgende.
i. Zij heeft klaagster geen termijn gegeven om in der minne aan haar verplichtingen uit het vonnis te voldoen. Dit is onfatsoenlijk en ongebruikelijk, zeker nu er verweer is gevoerd en klaagster door een professionele rechtshulpverlener werd bijgestaan. Bovendien was het betalingsbevel wat de nakosten betreft in strijd met het vonnis omdat klaagster deze kosten pas verschuldigd zou zijn indien zij 14 dagen na aanschrijving van het vonnis niet zou hebben betaald. In het exploot is aangekondigd dat indien binnen de gestelde termijn niet aan het betalingsbevel wordt voldaan er beslag op roerende of onroerende zaken wordt gelegd. Desondanks is door appellante direct bankbeslag gelegd. Als beslag was gelegd op roerende zaken, dan zou klaagster nog de twee dagen van artikel 439 Rv zijn gelaten om aan haar verplichtingen uit het vonnis te voldoen. Appellante heeft dat opzettelijk willen frustreren.
ii. Zij heeft zich blijkens het exploot voorgedaan als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam op het kantoor van [X] . Volgens klaagster is de gerechtsdeurwaarder niet werkzaam op dat kantoor. Uit het exploot blijkt dat zij werkzaam is bij [BV Y] Appellante profileert zich dan ook ten onrechte als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam op het kantoor van [X] .

5.Het standpunt van appellante

Appellante heeft de stellingen van klaagster betwist en zich als volgt verweerd.
Bij de betekening van de dagvaarding heeft zij klaagster horen zeggen dat de schuldeiser geen cent van haar zou krijgen. Nadat het vonnis was gewezen, heeft de opdrachtgever aan haar laten weten dat zijn cliënte van bronnen rondom klaagster had vernomen dat zij niet voornemens was om aan de veroordeling te voldoen en zij ervoor zou zorgen dat bij haar niets meer te halen zou zijn. Om die reden heeft zij besloten om het vonnis al aan klaagster te betekenen. Bij de betekening van het vonnis heeft zij gesproken met twee werkneemsters van klaagster. Omdat een derdenbeslag onder een bank een grote impact heeft, zeker als het een bedrijf betreft, heeft zij tegenover hen tot drie keer toe benadrukt dat het om die reden verstandiger zou zijn om direct aan het bevel te voldoen. Haar werd telkens te kennen gegeven dat klaagster niet van plan was om aan het bevel te voldoen. Zij heeft toen besloten om derdenbeslag onder de bank te leggen. Dat in het exploot is aangekondigd dat bij niet voldoening aan het bevel zonder meer beslag op roerende zaken zou worden gelegd, is onjuist. Verder is klaagster kennelijk niet op de hoogte van de ontwikkelingen in de deurwaardersbranche. Het feit dat zij als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder verbonden is aan het kantoor van [X] , hoeft niet uit te sluiten dat zij daarnaast voor eigen rekening een incassobureau drijft. Zij erkent dat de nakosten ten onrechte bij klaagster in rekening zijn gebracht. Dit heeft zij rechtgezet en die kosten zijn aan klaagster terugbetaald.

6.De beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.1.
De kamer heeft het volgende overwogen. Weliswaar is in het exploot opgenomen dat indien niet aan het bevel wordt voldaan de titel tenuitvoergelegd kan worden door alle middelen bij de wet toegestaan, speciaal door inbeslagneming en verkoop van roerende en/of onroerende zaken, maar dit is niet op te vatten als een aankondiging daartoe, zoals klaagster heeft gesteld. Het stond appellante dan ook vrij om ten laste van klaagster derdenbeslag onder de bank te leggen. Appellante heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat ten tijde van de betekening van het vonnis omstandigheden aanwezig waren die aanleiding gaven om direct tot deze beslaglegging over te gaan. Of die omstandigheden achteraf al dan niet gerechtvaardigd waren, doet hieraan niet af. Appellante heeft erkend dat zij de nakosten ten onrechte bij klaagster in rekening heeft gebracht. Zij heeft die fout rechtgezet en de nakosten aan klaagster terugbetaald, zodat klaagster door deze fout niet is geschaad. Deze fout acht de kamer niet zo ernstig dat dit niet op deze wijze kon worden opgelost.
6.1.2.
Het hof deelt vorenbedoeld oordeel van de kamer en de gronden waarop dit oordeel berust. Hieraan voegt het hof nog toe dat niet is gebleken dat appellante door het leggen van derdenbeslag onder de bank heeft willen frustreren dat klaagster (alsnog) aan haar verplichtingen uit het vonnis zou voldoen. De kamer heeft dit klachtonderdeel terecht ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel ii.
6.2.1.
Een gerechtsdeurwaarder dient zich op grond van artikel 12 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders zorgvuldig en in overeenstemming met de eisen van zijn/haar beroep te presenteren. Dat betekent in dit geval dat appellante in haar contacten met derden ervoor dient te zorgen dat mogelijke misverstanden over de hoedanigheid waarin zij in de gegeven situatie optreedt, worden voorkomen. De kamer overweegt terecht - kort gezegd - dat het exploot door het zogenoemde “Heb ik-stempel” en vervolgens de woonplaatskeuze op het kantoor van [X] alsmede op het kantoor van [BV Y] onduidelijkheid kan scheppen over de hoedanigheid waarin appellante optrad. Er zou zelfs de indruk kunnen ontstaan dat appellante in haar hoedanigheid van toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder ook kantoor houdt in [plaats Y] .
6.2.2.
Het hof is echter van oordeel dat de klacht van klaagster niet ziet op - kort gezegd - de onduidelijke presentatie van appellante. Uit het inleidend klaagschrift blijkt dat klaagster haar verwijt dat zij zich ten onrechte profileert als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam op het kantoor van gerechtsdeurwaarder [X] . Nu het hof zelf kan vaststellen dat appellante daadwerkelijk als zodanig werkzaam is, is dit klachtonderdeel onterecht voorgesteld. Anders dan klaagster kennelijk meent, mag een (toegevoegd kandidaat-)gerechtsdeurwaarder
- onder voorwaarden - een incassobureau exploiteren.
Het voorgaande brengt mee dat klachtonderdeel ii. ongegrond zal worden verklaard.
6.3.
Aangezien het hof wat klachtonderdeel ii. en de daaraan verbonden maatregel betreft tot een ander oordeel komt dan de kamer, kan de beslissing van de kamer in zoverre niet in stand blijven en zal die beslissing op die punten worden vernietigd.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover klachtonderdeel ii. gegrond is verklaard en aan de kandidaat-gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping is opgelegd;
en in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel ii. ongegrond;
-bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2015 door de rolraadsheer.