ECLI:NL:GHAMS:2015:3824

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
200.158.901/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot onterechte executie en vaststelling van beslagvrije voet

In deze zaak hebben klagers een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder. De klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij ten onrechte heeft geprobeerd om een vonnis te executeren, hen onheus heeft bejegend, te hoge kosten in rekening heeft gebracht en de beslagvrije voet ten onrechte op nihil heeft gesteld. De kamer heeft de eerste drie klachtonderdelen ongegrond verklaard, maar het vierde onderdeel gegrond verklaard, zonder een maatregel op te leggen. Het hof heeft de bestreden beslissing vernietigd voor zover er geen maatregel was opgelegd en heeft de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd, terwijl de overige beslissingen zijn bevestigd.

De zaak begon met een beroepschrift van klagers op 3 november 2014 tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders van 16 september 2014. De gerechtsdeurwaarder had op 5 september 2013 een vonnis betekend, maar klagers stelden dat zij aan hun verplichtingen voldaan hadden. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens informatie opgevraagd over de inkomsten van klagers en op 15 oktober 2013 beslag gelegd, waarbij hij de beslagvrije voet op nihil stelde. Dit leidde tot de klacht van klagers.

Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet zorgvuldig had gehandeld bij het vaststellen van de beslagvrije voet, aangezien hij niet beschikte over de juiste financiële gegevens van klagers. De beslissing om de beslagvrije voet op nihil te stellen was evident onjuist en er was geen wettelijke grondslag voor deze handelwijze. Het hof vond het passend om de gerechtsdeurwaarder te berispen voor zijn nalatigheid en bevestigde de overige beslissingen van de kamer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.158.901/01 GDW
nummer eerste aanleg : 842.2013
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 15 september 2015
inzake
1. [naam] ,
2. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellanten,
tegen
mr. [naam] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna: klagers) hebben op 3 november 2014 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 16 september 2014 (ECLI:NL:TGDKG:2014:171), verzonden op 28 oktober 2014. De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) op drie onderdelen ongegrond verklaard en op één onderdeel gegrond verklaard, doch afgezien van het opleggen van een maatregel
.
1.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 2 april 2015 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
Op 26 mei 2015 is van klagers een brief - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 juni 2015. Klagers en de gerechtsdeurwaarder zijn evenals ter zitting van de kamer - met voorafgaande berichtgeving - niet verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klagers huren een woning van [naam instelling] (verder: de Stichting). Op grond van de huurovereenkomst dienen klagers de verschuldigde huur bij vooruitbetaling, voor de eerste van de desbetreffende maand, te voldoen. Gedurende enkele jaren hebben klagers de huur niet vooraf maar op of rond de 23e van de desbetreffende maand betaald.
3.2.2.
De Stichting heeft aan de gerechtsdeurwaarder de opdracht gegeven om de telkens per de eerste van de maand ontstane huurachterstand van klagers te incasseren. De gerechtsdeurwaarder heeft verschillende sommaties aan klagers gezonden en op 14 februari 2013 een dagvaarding aan hen uitgebracht.
3.2.3.
Klagers hebben op 22 maart 2013 een bedrag van € 313,38 en op 23 maart 2013 een bedrag van € 3,55 rechtstreeks aan de Stichting voldaan.
3.2.4.
Uit het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Roermond van 28 augustus 2013 (hierna: het vonnis) volgt dat de Stichting - na wijziging van eis - van klagers heeft gevorderd: een bedrag van € 3,55 aan huurachterstand, de per 1 maart 2013 verschuldigde huur van
€ 313,38, een bedrag van € 83,11 aan incassokosten en een bedrag van € 3,89 aan rente.
De kantonrechter heeft - kort gezegd - klagers veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, behalve wat de gevorderde incassokosten betreft. Verder is bepaald dat de reeds aantoonbaar door klagers gedane betalingen op de veroordeling in mindering strekten.
3.2.5.
De gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis op 5 september 2013 aan klagers betekend. Omdat klagers zich op het standpunt stelden dat zij aan hun verplichtingen uit het vonnis hadden voldaan, heeft de gerechtsdeurwaarder zich diezelfde dag gewend tot de voorzieningenrechter in de rechtbank Limburg, locatie Roermond, met het verzoek om uitsluitsel te geven over de uitleg van het vonnis.
3.2.6.
De gerechtsdeurwaarder heeft in september 2013 bij verschillende instanties informatie opgevraagd over de inkomsten van klagers.
3.2.7.
Op 15 oktober 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster onder [naam] beslag gelegd. Hierbij heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet op nihil gesteld.
3.2.8.
Klagers en de gerechtsdeurwaarder hebben in oktober 2013 veelvuldig per e-mail gecorrespondeerd over de vraag hoe het vonnis diende te worden uitgelegd.
3.2.9.
Bij e-mail van 21 oktober 2013 is door het kantoor van de gerechtsdeurwaarder aan klagers een kantoorverbod opgelegd vanwege bedreigingen tijdens de betekening van het vonnis op 5 september 2013.
3.2.10.
Klaagster heeft bij e-mail van 25 oktober 2013 aan de gerechtsdeurwaarder laten weten het niet eens te zijn met de beslaglegging en de vastgestelde beslagvrije voet.
3.2.11.
Bij brief van 8 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klagers medegedeeld op basis van welke informatie met betrekking tot hun inkomsten hij tot een beslagvrije voet van € 1.132,99 is gekomen. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster gevraagd naar mogelijk andere inkomsten van haar.
3.2.12.
Nadat de gerechtsdeurwaarder bij de KBvG informatie had ingewonnen over de in dit dossier te hanteren beslagvrije voet, is het onder [naam] gelegde beslag op
12 november 2013 opgeheven.

4.Standpunt van klagers

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij:
i. ten onrechte heeft geprobeerd om het vonnis te executeren; klagers hadden immers aan de verplichtingen uit het vonnis voldaan;
ii. klagers onheus heeft bejegend;
iii. te hoge kosten aan klagers in rekening heeft gebracht; en
iv. de beslagvrije voet ten onrechte op nihil heeft gesteld.

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdelen i. tot en met iii.
6.1.
Het hof verenigt zich wat deze klachtonderdelen betreft met wat de kamer in haar beslissing in de rechtsoverwegingen 4.2 tot en met 4.4 heeft geoordeeld en maakt dit oordeel tot het zijne. In hoger beroep zijn geen argumenten naar voren gebracht die tot een ander oordeel moeten leiden.
Met betrekking tot klachtonderdeel i. voegt het hof nog het volgende toe. Toen de gerechtsdeurwaarder bleek dat klagers van mening waren dat zij aan de verplichtingen uit het vonnis hadden voldaan, heeft hij zich direct - via een zogenoemd deurwaardersrenvooi - tot de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond gewend met het verzoek om uitsluitsel te geven over de uitleg van het vonnis. Hiermee heeft de gerechtsdeurwaarder naar het oordeel van het hof juist en zorgvuldig gehandeld.
Klachtonderdeel iv.
6.2.1.
Voorop wordt gesteld dat beslaglegging op het inkomen van een debiteur een ingrijpend middel is, omdat een debiteur als gevolg daarvan nog slechts een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet overhoudt, waarvan hij de lopende kosten van bestaan moet voldoen. Als een gerechtsdeurwaarder hiertoe overgaat, is het van groot belang dat hij de beslagvrije voet die voor de desbetreffende debiteur geldt zorgvuldig vaststelt. De gerechtsdeurwaarder dient zoveel mogelijk zeker ervan te zijn dat hij beschikt over de juiste en volledige inkomens- en vermogensgegevens van de debiteur alvorens tot de vaststelling van de beslagvrije voet over te gaan.
In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder echter zonder voorafgaand te beschikken over de benodigde informatie over de financiële situatie van klagers de beslagvrije voet op nihil gesteld. Immers die financiële gegevens van klagers zijn voor een gedeelte pas op 7 november 2013 aan de gerechtsdeurwaarder ter kennis gekomen (zie bijlage 8 en 9 bij het verweerschrift in eerste aanleg). Voor het zonder meer vaststellen van de beslagvrije voet op nihil ontbreekt een wettelijke grondslag. Dat klagers volgens de gerechtsdeurwaarder herhaaldelijk om volledige informatie over hun financiële situatie is gevraagd en zij hieraan geen gehoor hebben gegeven, levert - wat van deze stelling ook zij - geen wettelijke grond op voor de gerechtsdeurwaarder om (toch) de beslagvrije voet op nihil te stellen. Bovendien blijkt uit het feit dat de gerechtsdeurwaarder in zijn brief van 8 november 2013 aan klagers laat weten op basis van welke financiële gegevens hij komt tot een beslagvrije voet van € 1.132,99 dat de vaststelling door de gerechtsdeurwaarder van de beslagvrije voet op 15 oktober 2013 evident onjuist was. Zo wordt de beslagvrije voet wel verlaagd met de normpremie ziektekosten, terwijl de door klagers verschuldigde premie niet wordt meegeteld. Daarnaast wordt als inkomen rekening gehouden met een reeds vóór het beslag gedane eenmalige uitkering bijzondere bijstand.
Van deze handelwijze is de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
Het voorgaande betekent dat de kamer dit klachtonderdeel terecht gegrond heeft verklaard.
6.2.2.
Het hof rekent het de gerechtsdeurwaarder aan dat hij de zorgvuldigheid die van hem wordt verwacht bij het toepassen van een ingrijpende maatregel als het leggen van beslag, specifiek het daarbij behorende vaststellen van de beslagvrije voet, heeft veronachtzaamd. Gezien de ernst van het handelen van de gerechtsdeurwaarder acht het hof het opleggen van de maatregel van berisping passend.
6.3.
Aangezien het hof anders dan de kamer aan de gegrondbevinding van klachtonderdeel iv. een maatregel verbindt, kan de beslissing van de kamer op dat punt niet in stand blijven en dient die beslissing in zoverre te worden vernietigd.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing uitsluitend voor zover de kamer aan de
gerechtsdeurwaarder geen maatregel heeft opgelegd;
en in zoverre opnieuw beslissende:
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2015 door de rolraadsheer.