Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
2.Stukken van het geding
3.Feiten
4.Standpunt van klagers
5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder
6.Beoordeling
7.Beslissing
gerechtsdeurwaarder geen maatregel heeft opgelegd;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak hebben klagers een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder. De klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij ten onrechte heeft geprobeerd om een vonnis te executeren, hen onheus heeft bejegend, te hoge kosten in rekening heeft gebracht en de beslagvrije voet ten onrechte op nihil heeft gesteld. De kamer heeft de eerste drie klachtonderdelen ongegrond verklaard, maar het vierde onderdeel gegrond verklaard, zonder een maatregel op te leggen. Het hof heeft de bestreden beslissing vernietigd voor zover er geen maatregel was opgelegd en heeft de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd, terwijl de overige beslissingen zijn bevestigd.
De zaak begon met een beroepschrift van klagers op 3 november 2014 tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders van 16 september 2014. De gerechtsdeurwaarder had op 5 september 2013 een vonnis betekend, maar klagers stelden dat zij aan hun verplichtingen voldaan hadden. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens informatie opgevraagd over de inkomsten van klagers en op 15 oktober 2013 beslag gelegd, waarbij hij de beslagvrije voet op nihil stelde. Dit leidde tot de klacht van klagers.
Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet zorgvuldig had gehandeld bij het vaststellen van de beslagvrije voet, aangezien hij niet beschikte over de juiste financiële gegevens van klagers. De beslissing om de beslagvrije voet op nihil te stellen was evident onjuist en er was geen wettelijke grondslag voor deze handelwijze. Het hof vond het passend om de gerechtsdeurwaarder te berispen voor zijn nalatigheid en bevestigde de overige beslissingen van de kamer.