ECLI:NL:GHAMS:2015:3823

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
200.166.022/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot onjuiste betekening en communicatie

In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder. De klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij een exploot op een verkeerd adres heeft uitgebracht, haar onderbewindstelling heeft genegeerd door haar rechtstreeks aan te schrijven zonder haar bewindvoerder te informeren, en dat hij vragen over de nota's en specificaties niet heeft beantwoord. Daarnaast stelt klaagster dat de gerechtsdeurwaarder te veel heeft ingehouden door onterecht een bedrag van het UWV te incasseren. Het Gerechtshof Amsterdam heeft de klacht gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. De maatregel van berisping die eerder was opgelegd door de kamer is door het hof vernietigd, en in plaats daarvan is een berisping met aanzegging opgelegd. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer voor het overige. De zaak is behandeld op 25 juni 2015, waarbij de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder verouderde GBA-gegevens heeft gebruikt bij de betekening, maar dat deze betekening niet door de gerechtsdeurwaarder zelf is verricht. De gerechtsdeurwaarder heeft ook niet adequaat gereageerd op vragen van klaagster over de nota's, wat tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De beslissing van het hof is op 15 september 2015 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.166.022/01 GDW
nummer eerste aanleg : 883.2014
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 15 september 2015
inzake
[appellante] ,
wonend te [plaats] ,
appellante,
gemachtigde: [naam] ,
tegen
[geïntimeerde] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: [naam] .

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 6 maart 2015 een beroepschrift – met bijlagen –
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 10 februari 2015 (ECLI:NL:TGDKG:2015:18). Bij die beslissing heeft de kamer het verzet van klaagster tegen de beschikking van 21 oktober 2014 van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer gegrond verklaard, de door klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) ingediende klacht gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd.
1.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 10 april 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Op 5 juni 2015 is bij het hof ingekomen een brief van klaagster van 22 mei 2015 met producties (35 tot en met 39). Bij brief van 9 juni 2015 heeft het hof onder meer medegedeeld de brief van 22 mei 2015 buiten beschouwing te laten voor zover deze een inhoudelijke reactie behelst op het verweerschrift van de wederpartij.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 juni 2015. De gemachtigde van klaagster, haar vader en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; beide gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van twee ten laste van klaagster door de rechtsvoorganger van de [naam instelling] uitgevaardigde dwangbevelen. Deze dwangbevelen zijn op 14 april 2010 en 24 mei 2011 aan klaagster betekend.
3.2.2.
Op 23 september 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag gelegd onder [bank] (hierna: [bank] ). Een afschrift van het proces-verbaal van deze beslaglegging heeft gerechtsdeurwaarder [naam] (verbonden aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder) op 12 oktober 2011 aan klaagster betekend.
3.2.3.
Bij brief van 8 november 2011 heeft de moeder van klaagster de gerechtsdeurwaarder op de hoogte gesteld van de omstandigheden van klaagster en gevraagd naar een oplossing voor de ontstane problemen.
3.2.4.
Bij brief van 5 december 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een specificatie van de vorderingen toegezonden en namens [naam instelling] een betalingsregeling aangeboden.
3.2.5.
Bij brief van 19 december 2011 heeft [naam instelling] aan de moeder van klaagster medegedeeld dat de invordering drie maanden wordt aangehouden, zodat de budgetbeheerder van klaagster orde op zaken kan stellen.
3.2.6.
Op 17 februari 2012 heeft de rechtbank een beschermingsbewind ingesteld ten behoeve van klaagster.
3.2.7.
Bij brief van 27 maart 2012, verstuurd naar het adres van klaagster, heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij – conform de opdracht van [naam instelling] – tot beslaglegging op roerende zaken overgaat indien klaagster niet uiterlijk binnen acht dagen de hoofdsom, rente en kosten betaalt.
3.2.8.
Bij brief van 28 maart 2012 heeft een medewerker van [naam instelling] (hierna: [bureau] ) aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat klaagster zich met ingang van 17 februari 2012 heeft verbonden aan [bureau] . Bij diezelfde brief is namens [bureau] verzocht voortaan de voor klaagster bestemde correspondentie te zenden naar het postadres van [bureau] , alsmede de incassoprocedure tijdelijk stil te leggen.
3.2.9.
De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 1 augustus 2012, verstuurd naar het adres van klaagster, aan klaagster de gelegenheid geboden het verschuldigde bedrag te voldoen bij gebreke waarvan zonder verdere waarschuwing tot verdere executiemaatregelen zal worden overgegaan.
3.2.10.
Op 10 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Het proces-verbaal van deze beslaglegging heeft de gerechtsdeurwaarder op 17 augustus 2012 aan klaagster betekend door een afschrift te laten aan ‘haar vader, huisgenoot’.
3.2.11.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 20 februari 2013 een brief naar het adres van klaagster verzonden met het verzoek het bijgevoegde inkomsten- en uitgavenformulier (met bijlagen) retour te zenden. Op 7 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een specificatie van het nog openstaande bedrag naar het adres van klaagster gezonden. Op 23 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster schriftelijk verzocht het openstaande bedrag te betalen bij gebreke waarvan zonder verdere waarschuwing tot verdere executiemaatregelen zal worden overgegaan.
3.2.12.
Bij brief van 27 juni 2013, gericht aan de gemachtigde van klaagster, heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de vordering van [naam instelling] volledig is voldaan.
3.2.13.
In februari 2014 heeft de gemachtigde van klaagster bij verschillende brieven de gerechtsdeurwaarder om opheldering gevraagd ten aanzien van de nota’s en specificaties. De gerechtsdeurwaarder heeft hierop, los van zijn schriftelijke verzoek tot het opsturen van een verklaring waaruit blijkt dat [naam] – haar stiefvader – als gemachtigde van klaagster mag optreden, niet meer gereageerd.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende.
i. De gerechtsdeurwaarder heeft het exploot van 12 oktober 2011 op een verkeerd adres uitgebracht. Dit exploot is betekend op een adres in [plaats X] , terwijl klaagster per
29 september 2011 stond ingeschreven in de gemeente [plaats Y] .
ii. De gerechtsdeurwaarder heeft de onderbewindstelling van klaagster genegeerd door klaagster rechtstreeks aan te schrijven, zonder gelijktijdige kennisgeving daarvan aan haar bewindvoerder.
iii. De nota’s en specificaties zijn onbegrijpelijk en verschillend. Vragen daarover heeft de gerechtsdeurwaarder ten onrechte niet beantwoord. De gerechtsdeurwaarder heeft teveel ingehouden, omdat hij ten onrechte een bedrag van het UWV heeft geïncasseerd.

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Formeel
6.1.
Klaagster heeft in haar beroepschrift aan het hof verzocht de gerechtsdeurwaarder opdracht te geven alsnog antwoord te geven op de door haar gestelde vragen over de door de gerechtsdeurwaarder gemaakte onbegrijpelijke berekeningen. Verder wenst klaagster dat de teveel in rekening gebrachte kosten door de gerechtsdeurwaarder (met rente) worden teruggestort.
6.2.
In artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) worden de maatregelen opgesomd die de tuchtrechter bij gegrondbevinding van de klacht aan een gerechtsdeurwaarder kan opleggen. Daartoe behoort niet de mogelijkheid om de gerechtsdeurwaarder opdracht te geven alsnog te antwoorden op de door klaagster gestelde vragen of de gerechtsdeurwaarder te veroordelen om aan klaagster de te veel in rekening gebrachte kosten terug te betalen.
Klaagster zal daarom in deze verzoeken niet-ontvankelijk worden verklaard.
Inhoudelijk
Klachtonderdeel i.
6.3.
Volgens artikel 7.1 van het Reglement KBvG Normen voor Kwaliteit zijn bij het betekenen van een exploot de GBA gegevens van de persoon aan wie betekend moet worden, niet ouder dan twee weken.
6.4.
Uit de overgelegde stukken is het hof gebleken dat een afschrift van het proces-verbaal van de beslaglegging onder de [bank] (welk beslag op 23 september 2011 was gelegd, met vermelding van het toen nog juiste GBA-adres van klaagster) eerst op 12 oktober 2011 aan klaagster te [plaats X] is betekend. Klaagster was inmiddels – blijkens het uittreksel GBA d.d. 25 januari 2012 (productie 37 bij brief van 22 mei 2015) – per 29 september 2011 vanuit [plaats X] ingeschreven in de gemeente [plaats Y] . Ter zitting in hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat op een verkeerd adres is betekend en dat kennelijk verouderde GBA gegevens zijn gebruikt.
6.5.
Zodoende is komen vast te staan dat op een verkeerd adres is betekend en dat daarbij verouderde GBA-gegevens zijn gebruikt. Tevens is echter gebleken dat deze betekening niet door de gerechtsdeurwaarder tegen wie de klacht zich specifiek richt, maar door een kantoorgenoot is verricht. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder van deze onjuiste betekening een verwijt kan worden gemaakt, zodat dit klachtonderdeel naar het oordeel van het hof ongegrond is.
Klachtonderdeel ii.
6.6.
Op 28 maart 2012 is de gerechtsdeurwaarder schriftelijk op de hoogte gesteld van het beschermingsbewind ten behoeve van klaagster. In de maanden april, mei en juni 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder, zo blijkt uit het e-mailbericht d.d. 10 december 2014 van de bewindvoerder van klaagster (productie 15 bij het beroepschrift), verschillende malen telefonisch contact gehad met de bewindvoerder over onder andere een betalingsregeling. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn correspondentie niet mede aan de bewindvoerder gericht. Dit is ook door de bewindvoerder bevestigd in de e-mail van 10 december 2014. Het hof acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar, aangezien van een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat deze in het geval van een onderbewindstelling de bewindvoerder direct op de hoogte stelt van al hetgeen de bewindvoering aangaat. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
Klachtonderdeel iii.
6.7.
Krachtens artikel 7 van de Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit draagt de gerechtsdeurwaarder zorg voor eenduidige, volledige en juiste informatieverstrekking aan de justitiabele. Hij verstrekt de justitiabele tevens ter zake doende informatie over zijn rechtspositionele mogelijkheden. Daarnaast geldt dat een gerechtsdeurwaarder binnen redelijke termijn behoort te reageren op redelijke vragen en verzoeken die hem worden gedaan. Weliswaar is uit de overgelegde stukken gebleken dat de gerechtsdeurwaarder nota’s en specificaties naar klaagster heeft gestuurd, maar de brieven met vragen over die nota’s en specificaties zijn telkens onbeantwoord gebleven. Ook nadat de door de gerechtsdeurwaarder verzochte machtiging in 2014 was verzonden, heeft hij niet meer gereageerd op de gestelde vragen over de nota’s en specificaties. Dit alles valt de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk aan te rekenen.
6.8.
Verder heeft de gerechtsdeurwaarder, blijkens de door klaagster in het geding gebrachte brief van het UWV van 25 juni 2013 (productie 27 bij het beroepschrift), en anders dan hij in zijn verweer stelt, tot dan toe (nog) niet aan het UWV gerestitueerd, wat het UWV abusievelijk teveel aan de gerechtsdeurwaarder had afgedragen, een bedrag van € 1.338,12. Het lag op de weg van de gerechtsdeurwaarder om aan te tonen dat deze restitutie (inmiddels) wel heeft plaatsgevonden. Nu de gerechtsdeurwaarder deze stukken niet in het geding heeft gebracht en desgevraagd ter zitting in hoger beroep evenmin bewijs daarvan heeft overgelegd (het ter zitting getoonde mutatie-overzicht lijkt in te houden dat voormeld bedrag op andere openstaande vorderingen van klaagster is afgeboekt), gaat het hof ervan uit dat deze restitutie niet heeft plaatsgevonden.
6.9.
Gelet op het vorenstaande is ook dit klachtonderdeel gegrond.
Maatregel
6.10.
Gelet op de aard en de ernst van de tuchtrechtelijk laakbare handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, acht het hof de door de kamer opgelegde maatregel van berisping niet, maar de zwaardere maatregel van berisping met een aanzegging wel de passende sanctie.
6.11.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.12.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzoeken, zoals hiervoor weergegeven onder 6.1. en 6.2.;
- vernietigt de bestreden beslissing waar het betreft de oplegging van de maatregel van een berisping;
en, opnieuw beslissende:
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een berisping op met de aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid Gdw, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2015 door de rolraadsheer.