In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging op 20 december 2012 in een horecagelegenheid aan de Weteringschans in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het meermalen schoppen, trappen en slaan van een slachtoffer, dat op de grond lag. De verdachte en zijn raadsman voerden aan dat hij niet betrokken was bij het geweld, maar juist probeerde te sussen. Het hof oordeelde echter dat het geweld openlijk en in vereniging was gepleegd, wat de openbare orde had aangetast. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en kreeg een taakstraf van 80 uren, met een subsidiaire hechtenis van 40 dagen. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de impact op de openbare veiligheid, maar vond het tijdsverloop niet zodanig dat dit de straf zou verlagen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.