ECLI:NL:GHAMS:2015:3763

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
23-000752-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling door middel van een kopstoot

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer door het geven van een kopstoot op 29 november 2014 in Amsterdam. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, namelijk een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, met bijzondere voorwaarden.

Het hof heeft de zaak onderzocht en de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar gekwalificeerd. De verdachte had aangevoerd dat er geen opzet was en dat het geen kopstoot was, maar een onbedoelde beweging. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde. De bewezenverklaring van de mishandeling werd bevestigd, waarbij het hof benadrukte dat de feitelijke handeling van de kopstoot pijn heeft veroorzaakt, wat onder de definitie van mishandeling valt.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en een behandelverplichting voor agressieregulatie. Het hof hield rekening met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte, die niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000752-15
Datum uitspraak: 8 september 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-267348-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [slachtoffer], heeft mishandeld door (met kracht) een of meermalen een (zogenoemde) kopstoot te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De verdachte en zijn raadsman hebben ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad de aangever een kopstoot te geven. Het was ook geen kopstoot, maar veel eerder een beweging – bedoeld om woorden kracht bij te zetten – die samenkwam met een voorwaartse beweging van aangeefster, waardoor de hoofden van de verdachte en aangeefster tegen elkaar stootten.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het tenlastegelegde handelen vond plaats in het kader en als climax van een al enige tijd oplopende en enige tijd durende ruzie tussen de aangeefster en de verdachte, waarin minder vergaande pogingen om zijn standpunt kracht bij te zetten in de ogen van de verdachte vruchteloos waren gebleven. In dat licht is naar het oordeel van het hof het door de verdachte geschetste scenario van wat zich tussen hem en de aangeefster zou hebben afgespeeld ongeloofwaardig. Het hof is van mening dat de feiten en omstandigheden die op relevante wijze in verband staan met de inhoud van de verklaring van de aangeefster voldoende steun bieden om deze als betrouwbaar te kwalificeren. Zij omschrijft een heel duidelijke opzettelijke beweging van de verdachte:

Ik zag vervolgens dat mijn vriend zijn hoofd vanuit stilstand naar mijn hoofd bewoog. Ik zag dat hij dit snel deed. Ik voelde zijn voorhoofd vervolgens tegen mijn voorhoofd aankomen. Ik voelde hierbij een harde klap. Ik voelde hierdoor mijn hoofd naar achteren klappen. (…) Ik voelde hierdoor pijn.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 november 2014 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door met kracht een kopstoot te geven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
In de bewezenverklaring is genoegzaam tot uitdrukking gebracht dat door de kopstoot pijn is toegebracht nu het begrip “mishandeling” ook een feitelijke betekenis heeft en daarin besloten ligt dat door de bewezenverklaarde feitelijkheid (kopstoot) pijn is veroorzaakt.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden - kort gezegd - een meldplicht en een behandelverplichting.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, waarvan voorwaardelijk 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de rechtbank.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een geheel voorwaardelijke taakstraf de meest passende sanctie is voor de verdachte. Ook heeft hij verzocht de verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat hij
first offenderis wat geweldsdelicten betreft en de relatie met de aangeefster verbroken is, waardoor tussen de verdachte en de aangeefster geen spanningen meer zijn te verwachten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door de aangeefster een kopstoot te geven. Het slachtoffer heeft hierdoor (in ieder geval) pijn ondervonden. Met zijn gedrag heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Het hof houdt evenwel rekening met de omstandigheden die hebben geleid tot de mishandeling. Er is geen aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 augustus 2015 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld. Ook dit weegt het hof in het voordeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijk taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Gelet op het gedrag van de verdachte, in het bijzonder zijn gebleken onmacht de twist met zijn vriendin op een andere wijze op te lossen, zal het hof de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke taakstraf verbinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
De verdachte moet zich binnen een week volgend op het onherroepelijk worden van dit arrest melden bij Reclassering Nederland, vestiging Wibautstraat 12 te Amsterdam. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Behandelverplichting
De verdachte wordt verplicht gedurende de proeftijd mee te werken aan therapie bij een door de reclassering aan te wijzen instantie voor agressieregulatie en het vermijden van risicosituaties, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens een door de reclassering aan te wijzen instantie zullen worden gegeven.
Geeft Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. P.C. Römer en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 september 2015.
=========================================================================
[....]