ECLI:NL:GHAMS:2015:3748

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
200.171.331/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van appellante. De rechtbank Amsterdam had op 3 juni 2015 de schuldsaneringsregeling van appellante tussentijds beëindigd, omdat zij niet voldeed aan haar verplichtingen. Appellante, die in hoger beroep ging, voerde aan dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met haar persoonlijke omstandigheden en dat zij door omstandigheden niet in staat was geweest om aan haar verplichtingen te voldoen. Tijdens de zitting op 25 augustus 2015 werd appellante bijgestaan door haar advocaat en een tolk. Het hof heeft de stukken van de rechtbank en aanvullende documenten van appellante in overweging genomen. Het hof oordeelde dat appellante, ondanks haar inspanningen, niet voldoende had voldaan aan haar informatie- en sollicitatieplicht. Het hof benadrukte dat de wettelijke schuldsaneringsregeling vereist dat de schuldenaar actief meewerkt aan de uitvoering ervan. De tekortkomingen van appellante in het nakomen van haar verplichtingen waren zodanig ernstig dat het hof geen vertrouwen had in haar vermogen om alsnog aan de verplichtingen te voldoen, zelfs niet met de aangeboden begeleiding. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank, waardoor de schuldsaneringsregeling van appellante werd beëindigd zonder toekenning van de schone lei.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.171.331/01
insolventienummer rechtbank : C/13/12/1073-R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 september 2015
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [plaats] ,
appellante,
advocaat: mr. J.C.R. de Lyon te [plaats] .

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [appellante] genoemd.
[appellante] is bij per fax op 11 juni 2015 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2015, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds heeft beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 25 augustus 2015. Bij die behandeling is [appellante] verschenen vergezeld van […] als tolk, en bijgestaan door mr. De Lyon voornoemd, die het beroepschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is de bewindvoerder […] verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, het verslag van de bewindvoerder van 18 augustus 2015, met bijlagen, en de namens [appellante] op 17 juli 2015 en 21 augustus 2015 nader overgelegde stukken. [appellante] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[appellante] heeft in het beroepschrift verzocht om het vonnis waarvan beroep, te vernietigen en haar alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien eventueel met verlening van de looptijd. Daartoe heeft [appellante] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft bij haar beoordeling nagelaten acht te slaan op de persoonlijke omstandigheden van [appellante] , of althans deze persoonlijke omstandigheden onvoldoende in haar besluitvorming laten meewegen. [appellante] is bij de behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging op 20 mei 2015 niet verschenen, omdat zij die dag was gevallen, waarbij zij zich heeft geblesseerd. Zij heeft de rechtbank telefonisch benaderd, maar het is haar niet gelukt de boodschap door te geven. Evenmin is [appellante] er in geslaagd de bewindvoerder hiervan in kennis te stellen. [appellante] heeft zich bij de rechtbank niet kunnen verweren tegen de voordracht tot tussentijdse beëindiging. [appellante] heeft zich, na het vonnis van de rechtbank van 27 augustus 2014, waarbij een voordracht tot tussentijdse beëindiging is afgewezen, zo goed mogelijk gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wettelijke schuldsaneringsregeling. Stichting […] heeft [appellante] hierbij ondersteund. Begin 2015 heeft [appellante] het contact met Stichting […] echter beëindigd, omdat [appellante] geen beschikking had over een computer om naar werk te kunnen zoeken. [appellante] heeft toen geprobeerd zelfstandig naar werk te zoeken, waarbij zij gebruik heeft gemaakt van de computer die aanwezig was bij stichting […] , waar [appellante] als vrijwilliger werkzaam is. Verder is [appellante] ook langs geweest bij bedrijven en winkels om werk te vinden. Echter werd haar aangegeven dat zij via internet diende te solliciteren, hetgeen voor haar lastig was nu zij thuis een lange periode geen beschikking had over internet. [appellante] is, gezien haar achtergrond en onvoldoende kennis van de Nederlandse taal, niet in staat om zonder structurele begeleiding zich naar behoren te houden aan de verplichtingen van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Hoewel het verzoek van [appellante] om opnieuw hulp te verkrijgen van Stichting […] lange tijd werd geweigerd, is thans toch structurele ondersteuning en begeleiding geregeld bij voornoemde stichting, namelijk van […] , waarmee [appellante] een begeleidingsovereenkomst heeft gesloten. Verder heeft de heer […] van bewindvoerderskantoor […] zich bereid verklaard om als beschermingsbewindvoerder van [appellante] op te treden. Bij de rechtbank Amsterdam zal zo spoedig mogelijk een verzoek worden gedaan om [appellante] onder beschermingsbewind te stellen. De [beschermingsbewindvoerder] zal met een plan van aanpak komen over de wijze waarop de beweerde boedelachterstand en de – door [appellante] betwiste – nieuwe schuld aan Agis kunnen worden afgelost, aldus steeds [appellante] .
2.2
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. [appellante] is regelmatig gewezen op haar verplichtingen ingevolge de wettelijke schuldsanering, maar zij heeft hieraan onvoldoende voldaan. Hoewel [appellante] inmiddels alsnog heeft voldaan aan haar informatieverplichting, heeft zij verzuimd bewijzen over te leggen dat zij in de periode van juni 2014 tot en met juni 2015 voldoende heeft gesolliciteerd. Er is verder een nieuwe schuld bekend aan Agis, die per 27 februari 2015 € 121,34 bedroeg. De boedelachterstand bedraagt tot en met juli 2015 € 343,37. [appellante] behoeft structurele ondersteuning en/of beschermingsbewind om naar behoren aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Nu […] van Stichting […] zich bereid heeft verklaard [appellante] te begeleiden en verder de [beschermingsbewindvoerder] bereid is als beschermingsbewindvoerder van [appellante] op te treden, ziet de bewindvoerder aanleiding het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de schuldsaneringsregeling te verlengen met een periode van een jaar, ter compensatie van de periode dat [appellante] niet aantoonbaar heeft gesolliciteerd.
2.3
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat – zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Fw – uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar zijn informatie- en/of sollicitatieplicht niet nakomt dan wel een boedelachterstand en/of bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan.
2.4
De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds beëindigd. De rechtbank is van oordeel dat [appellante] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. [appellante] zou niet hebben voldaan aan haar informatieverplichting en haar inspanningsverplichting. Voorts zou [appellante] een achterstand in de afdracht aan de boedel hebben laten ontstaan.
2.5
Thans in hoger beroep is gebleken dat [appellante] alsnog de door de bewindvoerder gevraagde gegevens met uitzondering van de onder 2.2. bedoelde bewijzen van sollicitaties heeft aangeleverd en de boedelachterstand niet van zodanige omvang is dat deze niet meer door [appellante] kan worden ingelopen. Ook in hoger beroep is evenwel gebleken dat [appellante] niet heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting. Volgens artikel 288, eerste lid, onder c, Fw rust op de schuldenaar onder meer de verplichting om zich in te spannen zo veel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Daarom moet [appellante] - zoals herhaaldelijk aan haar is medegedeeld - ten minste gemiddeld viermaal per maand solliciteren naar betaald werk. [appellante] heeft in de periode van juni 2014 tot en met juni 2015 niet (voldoende vaak) aantoonbaar gesolliciteerd. Ter zitting heeft zij erkend gedurende ongeveer een half jaar niet te hebben gesolliciteerd. Hetgeen zij in dit verband als excuses heeft aangevoerd is - wat daarvan ook zij - onvoldoende om het niet nakomen van de sollicitatieverplichting verschoonbaar te achten. Dat [appellante] niet beschikt(te) over internet kan er niet toe leiden dat zij van de op haar rustende inspanningsverplichting wordt vrijgesteld. Niet valt in te zien waarom het voor [appellante] niet mogelijk is om op andere wijze te solliciteren. Ook had [appellante] de bewindvoerder een lijst kunnen overleggen van de bedrijven waar zij langs is geweest om werk te vinden en al dan niet mondeling heeft gesolliciteerd. Dat [appellante] verder om hulp heeft gezocht bij Stichting […] , maar deze niet heeft verkregen, kan haar evenmin baten. [appellante] miskent hiermee immers dat het haar eigen verantwoordelijkheid is om aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen te voldoen. Zij had hieromtrent bovendien beter met de bewindvoerder dienen te communiceren.
2.6
Hoewel het hof begrip heeft voor de situatie waarin [appellante] verkeert, blijft zij verantwoordelijk voor een goed verloop van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof heeft er gelet op de voorgeschiedenis thans onvoldoende vertrouwen in dat [appellante] - ook nu zij structurele begeleiding zal ontvangen - alsnog zal voldoen aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat [appellante] het hof er onvoldoende van heeft kunnen overtuigen dat er sprake is van een gedragsverandering. [appellante] lijkt de oorzaak van het niet nakomen van de inspanningsverplichting voortdurend buiten zichzelf te zoeken. [appellante] is diverse malen door de bewindvoerder op haar tekortkomingen gewezen, er heeft op 9 september 2013 een verhoor plaatsgevonden ten overstaan van de rechter-commissaris en bij vonnis van 27 augustus 2014 is het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen, teneinde [appellante] een allerlaatste kans te geven alsnog te voldoen aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. [appellante] heeft voldoende gelegenheid gehad alsnog te voldoen aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, met name haar inspanningsverplichting, maar is hiermee in gebreke gebleven.
2.7
Bovenomschreven tekortkoming in de inspanningsverplichting vormt een voldoende aanwijzing dat bij [appellante] de van haar te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. Van deze tekortkoming valt [appellante] een verwijt te maken, zodat deze aan haar kan worden toegerekend. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De genoemde tekortkoming, die niet als geringe tekortkoming buiten beschouwing kan blijven, is naar het oordeel van het hof zodanig ernstig en verwijtbaar, dat slechts de beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei gerechtvaardigd is. Het vonnis van de rechtbank zal dan ook worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J.P.M. Haas, M.L.D. Akkaya en G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.