4.6.Omdat eiseres de aangifte Vpb 2007 niet tijdig heeft ingediend, is haar een verzuimboete van € 1.134 opgelegd. Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden tegen de boete ingediend. De aangiften Vpb van eiseres voor de jaren 2003, 2004, 2005 en 2006 zijn – naar verweerder onweersproken heeft verklaard – evenmin tijdig ingediend. De rechtbank acht de hoogte van de boete, gelet op de overtreding, passend en geboden.”
4.2.1.Belanghebbende stelt dat de inspecteur na de uitspraak van de rechtbank heeft gemeld dat de verschuldigde loonbelasting op aangifte is afgedragen en dat de belastbare winst derhalve met € 56.264 moet worden verminderd.
4.2.2.Indien wordt uitgegaan van een omzet van € 382.461 en een voorbelasting van
€ 47.670 dan – zo stelt belanghebbende aan de hand van bij het verweerschrift in eerste aanleg gevoegde gegevens van de inspecteur – bedragen de kosten € 250.895. Dit is € 895 meer dan het bedrag waarvan de inspecteur bij zijn schatting is uitgegaan.
4.2.3.Voorts heeft de rechtbank de winst van belanghebbende, volgens haar ten onrechte, niet verminderd met € 39.380 kosten van (onder)huur van het pand waarin zij een modewinkel dreef. De verschuldigdheid van deze huursom volgt uit de overeenkomst van onderverhuur; belanghebbende verwijst naar de overeenkomst die onder 2.2.2 is vermeld en stelt dat zij uit hoofde van de onderverhuurovereenkomst in 2007 maandelijks huurbetalingen aan [D BV] heeft verricht. In dit kader verwijst zij naar de door haar in hoger beroep overgelegde, onder 2.7 vermelde bankrekeningafschriften ten name van [D BV] Voorts stelt belanghebbende in dit verband dat zij noch [D BV] ooit heeft geopteerd voor met omzetbelasting belaste verhuur van onroerend goed, zodat de kosten van huur niet kunnen zijn begrepen in het bedrag van € 250.000 dat bij de schatting van de inspecteur als kosten in aanmerking is genomen.
4.2.4.Belanghebbende stelt voorts dat overmakingen van € 13.000 en € 10.000 door [F] , [a-straat] te [Z] , aan belanghebbende niet tot de winst van belanghebbende behoren. Belanghebbende verwijst in dit verband naar formulieren van ‘Storting Eurobiljetten’ door [F] die zij op 1 juni 2015 heeft overgelegd. Ter toelichting heeft belanghebbende in haar brief van 2 juni 2015 het volgende aangevoerd:
“De contanten die belanghebbende ontving van klanten die in de winkel artikelen kopen, werden in 2007 periodiek naar de bank gebracht tezamen met de contanten die [F BV] h.o.d.n. [F] en [E BV] h.o.d.n. [E] ontvingen. Het totaal van de drie werd bijgeschreven op de bankrekening van [F BV] h.o.d.n. [F] . Zodra belanghebbende geld nodig had om lonen, loonbelasting, huur en inkoop van handelsgoederen te betalen, maakte [F BV] h.o.d.n. [F] het benodigde bedrag over op de bankrekening van belanghebbende.”
4.2.5.Op grond van de gebruikelijkloonregeling had volgens belanghebbende per 31 december 2007 € 39.000 als passiefpost in aanmerking moeten worden genomen. Dat is volgens belanghebbende € 19.000 meer dan waarvan de inspecteur is uitgegaan. Er bestond volgens belanghebbende op 31 december 2007 geen zekerheid dat een lager bedrag in aanmerking kon worden genomen. Dat bestuurder [B] in 2007 (en andere jaren) nagenoeg geen arbeid voor belanghebbende verrichtte, was volgens belanghebbende voor de inspecteur geen reden om van het gebruikelijk loon af te zien.
4.2.6.Ter zitting in hoger beroep heeft de inspecteur op basis van de door belanghebbende in hoger beroep overgelegde stukken geconcludeerd dat de totale omzet ongeveer € 450.000 zou bedragen, daarbij verwijzend naar de uit die stukken af te leiden (dag)omzet aan pintransacties en contante betalingen. De aldus door de inspecteur berekende omzet is evenwel inclusief omzetbelasting en dat komt overeen met de in de aangiften omzetbelasting over 2007 aangegeven omzet over 2007 van € 382.461 exclusief omzetbelasting, waarop de inspecteur zijn schatting heeft gebaseerd. Het argument van de inspecteur dat er in 2007 nog meer omzet moet zijn gerealiseerd gaat dus niet op, aldus belanghebbende.
4.3.1.Met betrekking tot de – als gesteld door belanghebbende – door [D BV] aan belanghebbende doorbelaste huur heeft de inspecteur aangevoerd dat belanghebbende met de door haar in hoger beroep overgelegde bewijsstukken weliswaar heeft doen blijken dat [H] het pand vrij van omzetbelasting heeft verhuurd, maar dat belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat de door [D BV] aan [H] betaalde huurbedragen uiteindelijk zijn doorbelast aan belanghebbende. Op de door belanghebbende in hoger beroep overgelegde, onder 2.7 vermelde bankrekeningafschriften ten name van [D BV] zijn weliswaar (maandelijkse) ontvangsten van ‘ [A] ’ vermeld, maar belanghebbende heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt hoe deze betalingen in de boekhouding van belanghebbende zijn verwerkt. Daarmee heeft belanghebbende niet doen blijken dat er huurbetalingen ter zake van het pand uiteindelijk ten laste van belanghebbende zijn gekomen, zo stelt de inspecteur. Bij ontbreken van jaarrekeningen, gebaseerd op grootboekrekeningen en achterliggende documenten, kunnen die bedragen daarom niet als kosten worden aanvaard.
4.3.2.De loonkosten zouden volgens de inspecteur op € 56.262 kunnen worden vastgesteld. Aangezien er bij de schatting al met € 20.000 aan loonkosten rekening is gehouden, zou dat tot een extra kostenpost leiden van € 36.262.
4.3.3.Uit door belanghebbende toegezonden bankafschriften blijkt dat zij ten minste twee keer bedragen van [F] heeft ontvangen, te weten € 13.000 op 8 januari 2007 en € 10.000 op 7 augustus 2007. Volgens de inspecteur lijkt het erop dat sprake is van maandelijkse betalingen, zodat er mogelijk € 120.000 aan extra inkomsten is ontvangen.
Bij ontbreken van jaarstukken van belanghebbende en van de – via [B] – aan haar gelieerde vennootschappen is niet te controleren wat de totale omvang van deze ontvangsten is. Voorts is, zo stelt de inspecteur, ook niet te controleren of gemaakte kosten zakelijk zijn en of er sprake is van voorraad.
4.3.4.Gelet op hetgeen ter zake van de inkomstenbelasting 2007 ten name van [B] is overeengekomen bedraagt het gebruikelijk loon dat [B] volgens de inspecteur geacht wordt van belanghebbende te hebben genoten € 9.095. Belanghebbende heeft volgens de inspecteur geen feiten en omstandigheden doen blijken waaruit kan volgen dat zij ter zake een voorziening mag opvoeren voor een bedrag van € 39.000.
4.3.5.De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de hogere loonkosten en het overeengekomen gebruikelijk loon niet tot een lager belastbaar bedrag hebben te leiden, omdat er reden is te vermoeden dat het belastbaar bedrag te laag is vastgesteld. De inspecteur baseert dit vermoeden mede op de van Sport-Inn ontvangen bedragen. Naar het oordeel van de inspecteur is belanghebbende niet erin geslaagd te doen blijken dat het ambtshalve vastgestelde belastbaar bedrag te hoog is. Indien alle met belanghebbende afgerekende pintransacties zouden worden opgeteld, dan zou dat volgens de inspecteur leiden tot een jaaromzet van € 330.000 (330 x circa € 1.000 per dag). Naar het Hof de inspecteur begrijpt doelt hij hier op (een extrapolatie van) de afrekeningen van pintransacties die voorkomen in de vijf bij brief aan de rechtbank van 9 januari 2013 overgelegde rekeningafschriften ten name van [A] . Gevoegd bij de onder 4.3.3 vermelde € 120.000 contante omzet, zou dat tot een totaalomzet leiden van € 450.000. Daar komt volgens de inspecteur bij dat belanghebbende heeft volstaan met het overleggen van een aantal losse stukken, zonder dat duidelijk is hoe een en ander is verwerkt in de administratie van belanghebbende. Belanghebbende heeft evenmin jaarstukken vastgesteld of (alsnog) aangifte Vpb over het jaar 2007 gedaan. Belanghebbende heeft slechts een fragmentarisch beeld verstrekt van de door haar gerealiseerde omzet. Hieraan verbindt de inspecteur als conclusie dat, ook indien wordt uitgegaan van hogere loonkosten en de gestelde huurkosten, belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt, laat staan ervan heeft doen blijken, dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.