De vraag die zich dan voordoet is of de kinderen bij de start van de procedure bij de Court of Common Pleas die heeft geleid tot de beslissingen van 1 december 2014 en 5 januari 2015 hun gewone verblijfplaats in [staat] , Verenigde Staten hadden, en voorts wanneer die procedure is gestart. Partijen verschillen over dit laatste van mening. De vrouw is van mening dat de procedure is gestart op 4 september 2013, toen de man zijn verzoek indiende. Dat verzoek was immers een verzoek tot wijziging (“modification”) van een reeds getroffen gezagsvoorziening. Zij wijst op het bij de beslissing van 1 december 2014 behorende “Memorandum”, waarin staat dat “de procesvoering in deze zaak begon op 4 september 2013, toen de Vader een verzoekschrift indiende tot wijziging van een gezagsbeschikking.”
Het hof is evenwel met de man van oordeel dat de ‘motion for special relief’ van de man uit april 2013 en het verzoek tot wijzing van het gezag van 4 september 2013 moeten worden beschouwd als te zijn gedaan binnen de in december 2011 door de vrouw aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure, nu deze verzoeken, en de daaruit voortvloeiende beslissingen, alle hetzelfde zaaknummer hebben als de echtscheidingsprocedure. Het geheel moet daarom naar het oordeel van het hof worden gezien als een langdurige, doorlopende procedure. Dat het verzoek van de vader een wijziging van een bestaande gezagsvoorziening (“modification”) behelst, maakt dit niet anders, gezien rechtsoverweging 16 van de beslissing van 1 december 2014, die blijkens de beëdigde vertaling daarvan luidt: “Deze beschikking vervangt alle voorgaande in deze zaak gegeven beschikkingen inzake ouderlijk gezag”. Daaruit valt af te leiden dat de beslissing van de Court of Common Pleas van 1 december 2014 is gegeven in een reeds langer lopende zaak, te weten de echtscheidingsprocedure.
Niet in geschil is dat de kinderen bij de aanvang van de echtscheidingsprocedure in december 2011 hun gewone verblijfplaats in [staat] , Verenigde Staten hadden. Ten tijde van het aanhangig maken van de echtscheidingsprocedure woonden de kinderen, met hun ouders, reeds ruim twee jaar in de [b] . Hun familiale en sociale leven speelde zich dan ook voornamelijk aldaar af.
Partijen verschillen van mening of de kinderen gedurende de gehele procedure hun gewone verblijfplaats in [staat] hebben behouden, maar dat doet niet ter zake omdat, zoals hiervoor is overwogen, ook in zaken van ouderlijke verantwoordelijkheid het beginsel van
perpetuatio forieen internationaal aanvaard beginsel is.
Uit het bovenstaande volgt dat de bevoegdheid van de Court of Common Pleas om van de “motion for special relief” van april 2013 en het verzoek tot wijziging van het gezag van 4 september 2013 kennis te nemen berustte op een naar internationale maatstaven algemeen aanvaarde grondslag.