Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief 1dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant] de btw over door hem gemaakte na- en executiekosten kan verrekenen en de btw daarom onverschuldigd is betaald. Volgens [appellant] kan hij, zolang [X] de btw niet betaalt, niets verrekenen. Alle uit hoofde van het initiële vonnis te vergoeden kosten moeten daarom inclusief btw worden berekend, aldus [appellant] .
grief 2aan de orde dat de rechtbank de door [X] aan [appellant] te vergoeden nakosten advocaat, bestaande uit € 314,87 en € 4.480,35 aan facturen van mr. Janssen respectievelijk mr. Besters, ten onrechte heeft verminderd tot het forfaitaire liquidatietarief van € 199,00.
NJ2011/237). In beginsel heeft [appellant] recht op vergoeding van de daadwerkelijk door hem naar aanleiding van het initiële vonnis gemaakte na- en executiekosten. Het verweer van [X] dat een (executoriale) titel ontbreekt en zij de nakosten daarom niet hoeft te voldoen, gaat niet op. Uit r.o. 4.3 van het bestreden vonnis volgt immers dat partijen zijn overeengekomen dat [X] de kosten van [appellant] zou vergoeden en (slechts) geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van het door [X] te vergoeden bedrag. Hiertegen is geen grief gericht, zodat het hof als vaststaand aanneemt dat [X] de door [appellant] gemaakte nakosten dient te voldoen.
grief 3stelt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat € 10.794,36 onverschuldigd door [X] aan [appellant] is betaald. Deze kosten hebben te gelden als executie- en/of nakosten en dienen als zodanig volledig door [X] te worden vergoed, aldus [appellant] .
grief 4stelt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de wettelijke rente van artikel 6:119 BW moet worden gehanteerd. Volgens [appellant] is aan de voorwaarden van artikel 6:119a BW voldaan en dient daarom de wettelijke handelsrente te worden toegewezen.
“Het toepassingsgebied van deze richtlijn moet worden beperkt tot betalingen tot vergoeding van handelstransacties. Deze richtlijn mag niet strekken tot regulering van transacties met consumenten, interest betreffende andere betalingen zoals betalingen uit hoofde van de wetgeving inzake cheques en wissels, of betalingen bij wijze van schadeloosstelling met inbegrip van betalingen uit hoofde van verzekeringspolissen. (…)”
6en
7stellen het volgende aan de orde. Volgens [appellant] heeft [A] hem bedreigd, waardoor hij € 13.000,00 schade heeft geleden, bestaande uit emotionele en psychische schade, loonderving en reis- en verblijfkosten. De onrechtmatige gedraging van [A] dient in de gegeven omstandigheden aan [X] te worden toegerekend, waardoor [X] is gehouden zijn schade te vergoeden en de vordering ten onrechte is afgewezen, aldus [appellant] .
grief 8stelt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de kosten van Incasso Nederland niet voor vergoeding in aanmerking komen. Volgens [appellant] is tussen partijen in 2009 een conflict ontstaan over de door [X] onbetaald gebleven facturen van [appellant] , waarna [appellant] zich heeft gewend tot Incasso Nederland. Het hiervoor door Incasso Nederland in rekening gebrachte bedrag van € 5.479,90 dient voor rekening van [X] te komen, aldus [appellant] .