Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Verdere beoordeling
contra proferentem) en ambtshalve had moeten toetsen of het aldus uitgelegde beding onredelijk bezwarend is.
Gerechtshof Amsterdam
In deze civiele procedure, die voor het Gerechtshof Amsterdam aanhangig was, ging het om een hoger beroep van een besloten vennootschap tegen de Staat der Nederlanden. De zaak betreft een vervolg op een eerder tussenarrest van 20 mei 2014, waarin het hof een comparitie van partijen had gelast om te overleggen over de voortgang van de procedure en de mogelijkheid van een minnelijke regeling. Tijdens deze comparitie zijn er bezwaren geuit door de Staat tegen de benoeming van deskundigen, met name tegen de hoogte van het gevraagde voorschot van € 46.173,60 en de onpartijdigheid van de voorgestelde derde deskundige. Het hof heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat de bezwaren van de Staat gegrond zijn. Het hof heeft de Staat in het gelijk gesteld en de benoeming van de derde deskundige afgewezen, omdat deze in het verleden uitspraken heeft gedaan die de vrees van de Staat voor partijdigheid rechtvaardigen. Daarnaast heeft het hof de hoogte van het gevraagde voorschot als onredelijk beoordeeld en partijen de gelegenheid gegeven om nieuwe deskundigen voor te dragen die bereid zijn het onderzoek voor een redelijke prijs uit te voeren. Het hof heeft ook de mogelijkheid van tussentijds cassatieberoep open gesteld, gezien het principiële karakter van de oordelen in de eerdere tussenarresten. De zaak is verwezen naar de rol van 1 december 2015 voor verdere behandeling.