ECLI:NL:GHAMS:2015:345

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
23-000902-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijke vrijheidsberoving en geweldpleging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroven van een persoon, met geweld en bedreiging. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan van het slachtoffer, het vastbinden van zijn handen en voeten, en het dreigen met een vuurwapen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie prefereerde. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze had gepleegd. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangever, hoewel inconsistent, voldoende betrouwbaar waren om tot bewijs te dienen. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit van vrijheidsberoving in een kelderbox, waar het slachtoffer tegen zijn wil werd vastgehouden. De verdachte ontkende opzet te hebben gehad op de vrijheidsberoving, maar het hof oordeelde dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de uitvoering van het delict. De straf die door de rechtbank was opgelegd, werd door het hof gehandhaafd, met een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werd een in beslag genomen spuitbus met pepperspray onttrokken aan het verkeer, ondanks de vrijspraak van de verdachte voor het bezit daarvan.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000902-13
Datum uitspraak: 10 februari 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-661191-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 april 2014, 27 januari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1 primair:hij in of omstreeks de periode van 9 november 2011 tot en met 12 november 2011 te Amsterdam en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [persoon], zijnde de broer van die [slachtoffer], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [slachtoffer] (met een hard voorwerp, althans met de hand(en)), op het hoofd geslagen en/of
- de handen en/of de voeten van die [slachtoffer] (met behulp van touw en/of tape) vastgebonden/gekneveld en/of
- die [slachtoffer] in een woning vastgehouden en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze geld (een bedrag van Euro 8500) wilden hebben en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij zijn broer moest bellen en geld moest regelen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat als ze geen geld zouden krijgen, dat hij dan zou sterven en/of
- die [slachtoffer] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en/of
- die [slachtoffer] meermalen geslagen (met een schoen en/of met een pistool en/of met de hand(en))
- die [slachtoffer] gedwongen om tabletten (met een drogerende werking) in te nemen, door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze hem zouden gaan slaan als hij die tabletten niet innam en/of
- die [slachtoffer] (in een voertuig) meegenomen naar een kelder(box) (van een andere woning) en/of aldaar wederom vastgehouden door de deur van die kelderbox af te sluiten en/of
- die [slachtoffer] wederom geslagen;
1 subsidiairhij in of omstreeks de periode van 9 november 2011 tot en met 12 november 2011 te Amsterdam en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en / of (een of meer) van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] (met een hard voorwerp, althans met de hand(en), op het hoofd geslagen en/of
- de handen en/of de voeten van die [slachtoffer] (met behulp van touw en/of tape) vastgebonden/gekneveld en/of
- die [slachtoffer] in een woning vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en/of
- die [slachtoffer] meermalen geslagen (met een schoen en/of met een pistool en/of met de hand(en))
- die [slachtoffer] gedwongen om tabletten (met een drogerende werking) in te nemen, door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze hem zouden gaan slaan als hij die tabletten niet innam en/of
- die [slachtoffer] (in een voertuig) meegenomen naar een kelder(box) (van een andere woning) en/of aldaar wederom vastgehouden door de deur van die kelderbox af te sluiten en/of
- die [slachtoffer] wederom geslagen;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 9 november 2011 tot en met 12 november 2011 te Amsterdam en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of een paspoort en/of een horloge en/of een mobiele telefoon en/of een koffer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer] (met een hard voorwerp, althans met de hand(en)), op het hoofd heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en/of
- die [slachtoffer] meermalen geslagen (met een schoen en/of met een pistool en/of met de hand(en)) en/of
- die [slachtoffer] gedwongen om tabletten (met een drogerende werking) in te nemen;
2:hij op of omstreeks 29 november 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, voorhanden heeft gehad een busje pepperspray, zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met (een) verstikkende, weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen), in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 6.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof de voorkeur geeft aan een andere bewijsconstructie dan de door de eerste rechter gebezigde.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de processtukken is niet boven redelijke twijfel verheven dat de verdachte onbekend was met het feit dat de spuitbus met pepperspray in zijn auto heeft gelegen. Niet uit te sluiten valt dat, zoals door verdachte is verklaard, hij niet bekend was met de aanwezigheid van de pepperspray in zijn auto, mede gelet op de plaats waar het busje bij doorzoeking van de auto is aangetroffen (onder de stuurkolom). Onder die omstandigheden acht het hof niet bewezen dat de verdachte het busje voorhanden heeft gehad.

Bespreking verweren verdediging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit – verkort weergegeven – aangevoerd dat:
de verklaringen van de aangever onvoldoende betrouwbaar zijn om tot bewijs te kunnen dienen, aangezien hij op veel punten wisselend heeft verklaard;
indien het hof van oordeel is dat de verklaringen van aangever wel voor het bewijs kunnen worden gebruikt, de verdachte op geen enkele wijze te relateren is aan de feiten die hebben plaatsgevonden in de woning aan het [adres 2] te Amsterdam;
de verklaring van medeverdachte en getuige [getuige 1] niet redengevend kan zijn voor het bewijs, omdat hij bij de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris voor de verdachte ontlastend heeft verklaard;
e verklaringen van [getuige 2] onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijsmiddel te kunnen worden aangewend, omdat hij zeer wisselende en innerlijk tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd;
uit het dossier niet valt op te maken dat de verdachte opzet heeft gehad op het opsluiten dan wel opgesloten houden van de aangever in de kelderbox, noch dat hij daar enige wetenschap van heeft gehad;
de verdachte, mocht het hof wel tot een bewezenverklaring komen, een dusdanig kleine rol heeft gespeeld bij hetgeen zich in Zaandam heeft voorgedaan, dat niet kan worden gesproken van een bewuste en nauwe samenwerking, aangezien zijn intellectuele en materiële bijdrage aan het ten laste gelegde in dat geval van onvoldoende gewicht is geweest om dit te kunnen kwalificeren als medeplegen;
gelet op het voorgaande vrijspraak dient te volgen ten aanzien van al hetgeen onder 1 ten laste is gelegd.
Het hof verwerpt de verweren van de verdediging en overweeg daartoe als volgt.
Ad a. en b.
De aangever heeft op essentiële onderdelen consistent verklaard. Gedurende enkele dagen is aangever tegen zijn wil van zijn vrijheid beroofd, aanvankelijk in Amsterdam en later in Zaandam. Alleen het laatste gedeelte van de vrijheidsberoving, dat in een kelderbox in Zaandam plaats heeft gehad, is voor de onderhavige zaak van belang. Voor zover het verweer ziet op hetgeen zich in Amsterdam heeft afgespeeld, behoeft het geen bespreking nu verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
In voornoemde kelderbox – in Zaandam – is aangever tegen zijn wil vastgehouden. Daarvoor wordt steun gevonden in:
- de door de broer van aangever vanuit Duitsland gedane aangifte;
- het uitbreken van aangever uit de kelderbox;
- de verklaring van [getuige 2], inhoudende dat aangever al eerder probeerde te ontsnappen;
- de getuigenverklaring van [getuige 3] voor zover deze verklaart over de toestand van aangever nadat deze zich uit de kelderbox had weten te verwijderen.
De verklaring van de aangever is derhalve ten aanzien van dit deel van het feitencomplex voldoende betrouwbaar om tot het bewijs gebezigd te kunnen worden. Weliswaar heeft aangever ter zake van een aantal details wisselend verklaard, maar dit brengt niet mee dat de gehele verklaring van aangever buiten beschouwing moet worden gelaten.
Ad c.
Het hof acht het standpunt van de verdediging, dat de verklaringen van [getuige 1] bij de politie niet redengevend kunnen zijn voor het bewijs dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, onvoldoende onderbouwd. Voor zover het gaat om de verklaring die erop wijst dat de verdachte de sleutel van de kelderbox in zijn bezit heeft gehad ten tijde van het ten laste gelegde en daarmee de kelderbox heeft geopend en gesloten, vindt die verklaring steun in de verklaringen van [getuige 2]. De enkele omstandigheid dat [getuige 1] later in minder belastende zin heeft verklaard, brengt niet mee dat zijn bij de politie afgelegde verklaringen niet redengevend kunnen zijn voor het bewijs.
Ad d.
Voor de verklaringen van [getuige 2] geldt eveneens dat zij op essentiële delen steun vinden in de verklaringen van [getuige 1]. Dat [getuige 2] in latere verklaringen op zijn op 17 november 2011 bij de politie afgelegde verklaring is teruggekomen, doet daaraan niet af, temeer niet nu [getuige 2], nadat hij door de raadsheer commissaris bij zijn verhoor op 28 augustus 2014 erop gewezen was dat hij onder ede stond, weer volhardde bij zijn verklaring zoals afgelegd op 17 november 2011 bij de politie. Het hof ziet derhalve evenmin aanleiding om deze verklaringen van het bewijs uit te sluiten.
Ad e. en f.
Met betrekking tot het medeplegen door de verdachte stelt het hof onder meer het volgende vast.
De verdachte gaat op 12 november 2011 met [getuige 2] naar een Vomar in Zaandam om [getuige 1] en aangever op te halen. Op het moment dat de verdachte en [getuige 2] daar aankomen om [getuige 1] en de aangever naar de kelderbox van de schoonvader van [getuige 2] te vervoeren, probeert aangever weg te rennen. [getuige 1] houdt aangever tegen. De verdachte, [getuige 2] en [getuige 1] rijden met aangever naar de kelderbox van de schoonvader van [getuige 2]. Ter plekke aangekomen openen de mannen de kelderbox, laten [getuige 1] en aangever achter in de kelderbox en sluiten deze af. De verdachte en [getuige 2] wachten elders. [getuige 2] voelt nattigheid en vraagt de verdachte wat er aan de hand is. Uit het bewijs valt niet op te maken wat de verdachte hierop antwoordt. Enige tijd later gaat de verdachte, met de sleutel van de kelderbox in zijn bezit, terug naar de kelderbox. [getuige 2] blijft buiten wachten. De verdachte opent de kelderbox voor [getuige 1] en sluit hem af terwijl aangever zich nog in de kelderbox bevindt. De verdachte en [getuige 1] delen [getuige 2] mede dat zij soep gaan eten in de Moskee. [getuige 2] gaat in het park zitten wachten. De verdachte belt hem enige tijd later op. [getuige 2] wil de sleutel van de kelderbox terug om aangever vrij te laten. De verdachte vraagt hem naar de Moskee te komen. In de Moskee ziet [getuige 2] een rode plek in het gezicht van [getuige 1] en vraagt hoe dat is gekomen. [getuige 1] vertelt dat aangever iets naar hem heeft gegooid. De verdachte en [getuige 1] gaan niet met [getuige 2] terug naar de kelderbox. Uiteindelijk komt [getuige 2], zonder sleutel, terug bij de kelderbox en ziet dat het raam van de kelderbox stuk is en dat aangever is uitgebroken. Hij belt hierop de verdachte en [getuige 1]. Later gaat de verdachte de box binnen met de mededeling aan [getuige 2] dat hij sporen wil wissen. De verdachte gaat de kelderbox niet binnen, maar kijkt door de deuringang en vertrekt daarna naar buiten. De verdachte geeft de sleutel terug aan [getuige 2] en vertrekt met [getuige 1] van de plaats delict. Later ontmoet [getuige 2] de verdachte en [getuige 1] nogmaals. Zij vragen [getuige 2] om bij de politie te verklaren dat er twee mannen bij hem zijn gekomen die het koud hadden en dat hij die heeft binnengelaten. Ze verzekeren [getuige 2] dat hij hoogstens drie dagen zal worden vastgehouden door de politie.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, kan op grond van hetgeen is vastgesteld niet worden aangenomen dat de verdachte niet nauw en bewust heeft samengewerkt met de mededaders. Hij heeft immers [getuige 2] gebeld om hem de kelderbox van zijn schoonvader ter beschikking te laten stellen, is met [getuige 2], [getuige 1] en aangever naar de kelderbox gereden, heeft de sleutel op een gegeven moment overgenomen van [getuige 2] en daarmee de box voor [getuige 1] geopend en weer afgesloten terwijl aangever zich nog in de kelderbox bevond, en heeft de sleutel van de kelderbox pas weer aan [getuige 2] teruggegeven nadat de aangever uitgebroken was en hij, verdachte, nog een blik in de kelderbox had geworpen om te kijken of hij eventuele sporen kon/zou wissen. Hiermee heeft de verdachte een belangrijke en wezenlijke bijdrage geleverd aan de uitvoering van de wederrechtelijke vrijheidsberoving, alsook aan de afhandeling van de situatie na de ontsnapping van aangever en de mededelingen die hij samen met [getuige 1] aan [getuige 2] heeft gedaan over hetgeen laatstgenoemde moest verklaren bij de politie.
Dat de verdachte geen opzet heeft gehad op, dan wel wetenschap van het van de vrijheid beroven van de aangever, is onder deze omstandigheden – mede gezien de vraagtekens die [getuige 2] bij het geheel stelde en de omstandigheid dat de aangever bij de Vomar in bijzijn van de verdachte en [getuige 2] reeds trachtte te ontkomen aan [getuige 1] – volstrekt ongeloofwaardig.
Voor het overige vinden de verweren hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:hij op 12 november 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en een of meer van zijn mededaders
- die [slachtoffer] in een voertuig meegenomen naar een kelderbox van een woning en aldaar vastgehouden door de deur van die kelderbox af te sluiten.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair en onder 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met anderen de aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd door hem tegen zijn wil op te sluiten in een kelderbox. Door aldus te handelen heeft hij niet alleen een inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van de aangever, maar hem bovendien vrees aangejaagd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 januari 2015 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Hoewel de verdachte, anders dan in eerste aanleg, zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, acht het hof het bewezenverklaarde feit dusdanig ernstig dat het geen aanleiding ziet om van de door de rechtbank opgelegde straf af te wijken en zal het deze in hoger beroep handhaven.

Beslag

Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 2 ten laste gelegde feit aangetroffen. Hoewel de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken, stelt het hof vast dat er wel een strafbaar feit is begaan: iemand had het busje traangas – een verboden wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie – in bezit. Op grond van artikel 36b, eerste lid onder 3o zal het worden onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 63 en 282 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: spuitbus met pepperspray.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. J.K.M. Gevers, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 februari 2015.
mr. P.F.E. Geerlings en mr. J.K.M. Gevers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]