ECLI:NL:GHAMS:2015:3435
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrechtelijke betrekkingen en toepasselijk recht bij internationaal huwelijk
In deze zaak gaat het om de vraag welk nationaal recht van toepassing is op de huwelijksvermogensrechtelijke betrekkingen van partijen, een vrouw met de Thaise nationaliteit en een man met de Nederlandse nationaliteit, die in 2010 in Nederland zijn gehuwd. De vrouw is in hoger beroep gekomen van eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat partijen geen eerste huwelijksdomicilie in Thailand hebben gevestigd en dat het huwelijksvermogensregime vanaf de aanvang onder Nederlands recht valt. Het hof heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de man gedurende de periode tot 15 december 2010 in Nederland is gebleven, ondanks dat partijen de eerste zes maanden van hun huwelijk in Thailand hebben gewoond. Dit betekent dat er geen eerste huwelijksdomicilie in Thailand is gevestigd, wat cruciaal is voor de toepassing van het Haags Huwelijksvermogensverdrag. De vrouw heeft betoogd dat zij en de man de intentie hadden om in Thailand te blijven, maar het hof oordeelt dat de feitelijke omstandigheden, zoals het behoud van de Nederlandse woning van de man en zijn inschrijving in Nederland, erop wijzen dat zijn verblijfplaats niet is verplaatst. Het hof bekrachtigt de eerdere beslissing van de rechtbank en concludeert dat het huwelijksvermogensregime van partijen het nauwst verbonden is met het recht van Nederland, waardoor de door de vrouw verzochte verklaring voor recht niet toewijsbaar is.