4.8.De tweede voorwaarde; de betaling vormt voor die goederen een verkoopvoorwaarde. Gelet op de inhoud van de overeenkomst kan eiseres de aan haar verleende rechten niet uitoefenen indien zij niet bereid is om de overeengekomen royalty te betalen. Eiseres kan uitsluitend toegang krijgen tot de bestelprocedure van [G] (voor schoeisel) en gebruik maken van de kennis, de naamsbekendheid en de inspanningen van [C] (voor de vervaardiging van de kleding en de accessoires maar ook voor de distributie en de promotie van alle betrokken goederen) indien zij de royalty betaalt. Nu de goederen alle moeten voldoen aan de eisen die [C] daaraan stelt en deze eisen onlosmakelijk verbonden zijn met de gehele fabricage- en distributieketen van de betrokken goederen, bestaat eveneens een verband tussen de betaling van de royalty en de mogelijkheid om goederen te laten vervaardigen die aan alle voorwaarden voldoen. De rechtbank leidt uit de overeenkomst af dat de voorwaarden waaronder [C] de licentie aan eiseres heeft verleend, zo strikt zijn, dat iedere handeling van eiseres die of ieder nalaten van eiseres dat als een inbreuk op de eigendomsrechten of het imago in brede zin van [C] kan worden gezien, door [C] kan worden verboden of ertoe leidt dat eiseres de overeengekomen boete verbeurt (artikelen 4.6. en 7.1., onder (d)). Eiseres staat er bovendien voor in dat zij geen goederen laat produceren die lijken op die van een derde of die vallen onder het intellectueel eigendomsrecht van een derde (dus een inbreuk kunnen betekenen op de rechten van die derde) (artikel 8.1., onder (c), (i)). In het ergste geval kan [C] bij geconstateerde contractsbreuk de overeenkomst onmiddellijk of met een opzegtermijn beëindigen (hoofdstuk 9 van de overeenkomst). Aan de tweede voorwaarde wordt derhalve voldaan.
4.9.1.De vijfde voorwaarde; het staat de koper niet vrij dergelijke goederen bij andere, niet met de verkoper verbonden leveranciers, aan te kopen.
4.9.2.Om te beginnen is van belang om vast te stellen hoe de term ‘dergelijke goederen’ in het onderhavige geval dient te worden uitgelegd. Uit hetgeen partijen over en weer hebben verklaard, leidt de rechtbank af dat het schoeisel met de merkaanduidingen van [C] goed te onderscheiden is van ander (sportief) schoeisel, mede door het model en het gebruik van de merknamen en de merkaanduidingen (zoals de [H] ). Dat de voor de [W] markt geproduceerde schoenen aan iets andere technische specificaties moeten voldoen dan die, die voor de Europese markt zijn geproduceerd en/of dat de schoenen zijn aangepast aan de heersende mode of de omstandigheden in een bepaald werelddeel, doet hier niet aan af. Het gaat immers om de vraag of de goederen vanuit het oogpunt van de gemiddelde consument als ‘dergelijke goederen’ zijn aan te merken. Hetzelfde geldt voor de kleding en de accessoires. Hoewel deze groepen iets meer diversiteit vertonen, gaat de rechtbank er, gelet op de collecties die op de diverse websites worden getoond en de voorwaarden die aan deze goederen worden gesteld (waarbij [C] de ‘Final Approval’ geeft, artikel 4.1., onder (b) en (c) van de overeenkomst), van uit dat deze goederen vanuit het oogpunt van de consument ook als ‘dergelijke goederen’ kunnen worden aangemerkt. De rechtbank wijst in dit kader ook op artikel 8.1., onder (c), (i), van de overeenkomst, waarin is vastgelegd dat de onder de overeenkomst geproduceerde goederen geen verwarring mogen wekken met goederen van derden en dat geen inbreuk op de rechten van derden mag worden gemaakt. Alle op basis van de overeenkomst tussen eiseres en [C] geproduceerde en gedistribueerde goederen zijn dus als ‘dergelijke goederen’ aan te merken.
4.9.3.De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat schoeisel uitsluitend bij een twintigtal door [C] voorgedragen en gecontroleerde fabrikanten mag worden besteld. Dat eiseres vrij is kleding en accessoires bij iedere fabrikant van haar keuze te bestellen, acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op de acceptatieprocedure die iedere fabrikant moet ondergaan en de controles die [C] op ieder moment bij de fabrikant mag instellen (artikelen 4.2., onder (c) en 5.2. van de overeenkomst). Dat voor kleding en accessoires veel meer fabrikanten kunnen worden ingeschakeld dan voor schoeisel, maakt het voorgaande niet anders. Eiseres kan, mits zij zich houdt aan de voorgeschreven procedure, een nieuwe fabrikant voordragen, maar het is [C] die toestemming moet geven voordat de fabrikant met de order kan beginnen. Het staat eiseres strikt genomen derhalve niet vrij om dergelijke goederen te bestellen bij een fabrikant die niet bereid is zich te houden aan de voorwaarden die [C] stelt. Indien eiseres meent dat in dit verband onvoldoende is dat zij zich kennelijk vrijwillig en zonder daadwerkelijke controle van de zijde van [C] aan de aan de keuze van de fabrikanten verbonden voorwaarden houdt, is niet van belang. Het is niet noodzakelijk dat de door deze voorwaarde opgeworpen beperking via daadwerkelijke controle plaatsvindt. De uit een vertrouwensband voortvloeiende, afgeleide en vrijwillige beperking is voldoende. Hiervan is in de onderhavige situatie in ieder geval sprake.
4.9.4.De slotsom luidt dat aan de vijfde voorwaarde wordt voldaan.
4.10.1.De zesde voorwaarde; de fabrikant moet geacht worden met de licentieverlener verbonden te zijn. In de onder 4.2. bedoelde conclusie heeft het Comité een aantal elementen geformuleerd aan de hand waarvan kan worden getoetst of de licentieverlener en de fabrikant verbonden kunnen worden geacht. Daartoe behoren elementen die op de goederen betrekking hebben, zoals het gegeven dat de geproduceerde goederen specifiek zijn voor de licentieverlener, alsmede elementen die op de fabrikant betrekking hebben en elementen die op de zeggenschap door de licentieverlener zien. Aan de hand hiervan dient te worden beoordeeld of de royalty’s zijn betaald aan een partij die rechtstreeks zeggenschap heeft over de productie en de verkoop van de goederen, of onrechtstreeks zeggenschap heeft over de fabrikanten.
4.10.2.Uit hetgeen onder 4.9. is overwogen, volgt dat de op basis van de overeenkomst tussen eiseres en [C] geproduceerde en gedistribueerde goederen specifiek zijn voor de licentieverlener, [C] . Een van de door het Comité genoemde elementen die duiden op verbondenheid, namelijk met betrekking tot de goederen, is aanwezig.
4.10.3.In artikel 5.2., onder (a), van de overeenkomst is opgenomen dat [C] het recht (niet de verplichting) heeft om vertegenwoordigers present te hebben in de productielocaties. Deze vertegenwoordigers mogen alle faciliteiten, gereedschap, grondstoffen, ingrediënten, containers, verpakkingsmaterialen en labels bekijken, inspecteren en testen. Niet alleen in verband met de Corporate Responsibility Policy, maar “with any other matters relevant to this Agreement”. Hieruit volgt dat in de overeenkomst die eiseres met de fabrikant sluit, in voornoemd recht voor [C] moet zijn voorzien. Eiseres moet [C] minstens 90 dagen vóór de geplande productie een lijst geven met de namen van de fabrikanten om [C] in staat te stellen een ‘audit’ in te stellen. Indien een fabrikant niet wordt goedgekeurd, kan de productie geen doorgang vinden. De voornoemde ‘audit’ staat los van de audit die [C] bij de fabrikant kan instellen om te controleren of laatstgenoemde de rechten van de werknemers respecteert. Voor schoeisel geldt dat de productie uitsluitend in door [C] voorgedragen en goedgekeurde fabrieken mag plaatsvinden. Een ander voorbeeld van de door het Comité genoemde elementen die duiden op verbondenheid, namelijk met betrekking tot de fabrikant, is aanwezig.
4.10.4.In artikel 5.2., onder (b), van de overeenkomst is opgenomen dat [C] te allen tijde het recht heeft om de kleding en de accessoires te inspecteren die op basis van de overeenkomst worden geproduceerd. Indien naar het oordeel van [C] sprake is van goederen die niet aan de voorwaarden voldoen, worden de desbetreffende goederen geacht B-keuze te zijn (‘Substandard Articles’) en dient de fabricage daarvan onmiddellijk gestaakt te worden. De productie van schoeisel staat onder direct toezicht van [C] .
4.10.5.Uit de overeenkomst kan verder worden afgeleid dat de fabrikant met betrekking tot de productie van de goederen dient te voldoen aan door [C] voorgeschreven beleidsregels, zoals het Licensee Handbook (‘approval guidelines for Licensed Articles, packaging, advertising, and promotional materials’), [C] ’s Corporate Responsibility Compliance Policy en [C] Inc. Labor Relations and Human Rights Policy. Voorts mag bij de productie op geen enkele wijze inbreuk worden gemaakt op de rechten van derden of in strijd worden gehandeld met welke regelgeving dan ook. Uit dit alles vloeit voort dat [C] hoge eisen stelt aan de goederen en aan de productie en dat zij – indirect, namelijk via de overeenkomst tussen eiseres en de fabrikanten – de mogelijkheid heeft om naleving van de hiervoor bedoelde regels af te dwingen. Uit 4.10.4. en 4.10.5. in samenhang bezien volgt dat een ander voorbeeld van de door het Comité genoemde elementen die duiden op verbondenheid, namelijk met betrekking tot de zeggenschap, aanwezig is.
4.10.6.De slotsom luidt dat aan de zesde voorwaarde wordt voldaan. Dat, zoals namens eiseres ter zitting is betoogd, in de praktijk de controle minder strikt en minder omvattend zou zijn zodat in wezen geen sprake zou zijn van verbondenheid tussen [C] en de fabrikanten, acht de rechtbank niet relevant. De bewoordingen van de overeenkomst, in combinatie met de goede trouw die contractspartijen gewoonlijk over en weer betrachten en de maatregelen die [C] kan treffen indien toch sprake is van een situatie die naar haar oordeel niet in overeenstemming is met de gemaakte afspraken, leveren voldoende druk op om ervoor te zorgen dat toch sprake is van verbondenheid. Van ‘zeggenschap’ is niet uitsluitend sprake indien dit door daadwerkelijke controle wordt uitgeoefend. De bereidheid om zich vrijwillig aan deze zeggenschap te onderwerpen, volstaat. De uit een vertrouwensband voortvloeiende, afgeleide zeggenschap is voldoende. Hiervan is in de onderhavige situatie in ieder geval sprake.