ECLI:NL:GHAMS:2015:3388

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2015
Publicatiedatum
20 augustus 2015
Zaaknummer
200.167.329/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een appellant met ernstige tekortkomingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellant [X]. Het hof heeft vastgesteld dat [X] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Ondanks de stelling van [X] dat zijn situatie zo dreigend is dat er een rechterlijke machtiging voor hem is aangevraagd, blijkt uit de stukken niet dat hij niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het hof heeft kennisgenomen van het beroepschrift, het dossier van de rechtbank en het verslag van de bewindvoerder. Tijdens de zitting op 19 mei 2015 was [X] niet verschenen, noch zijn beschermingsvoerder. De advocaat van [X], mr. B.J.W. Tijkotte, heeft het beroepschrift mondeling toegelicht en de bewindvoerder heeft haar standpunt eveneens toegelicht.

Het hof heeft beoordeeld dat [X] in meerdere opzichten tekortgeschoten is. Hij heeft verzuimd om de benodigde informatie te verstrekken aan de bewindvoerder, heeft nieuwe schulden laten ontstaan en heeft de bewindvoerder belemmerd in haar taken. Het hof concludeert dat de tekortkomingen van [X] ernstig en verwijtbaar zijn, waardoor de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Het hof bekrachtigt dan ook het vonnis van de rechtbank, waarbij de schuldsaneringsregeling van [X] tussentijds is beëindigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.167.329/01
insolventienummer rechtbank : C/15/788/2013 R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 mei 2015
in de zaak van
[X] ,
wonende te Krommenie,
appellant,
advocaat: mr. B.J.W. Tijkotte te Koog aan de Zaan.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna [X] genoemd.
[X] is bij op 30 maart 2015 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 maart 2015, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] tussentijds heeft beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 19 mei 2015. Bij die behandeling is [X] , hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De beschermingsvoerder heeft voorafgaand aan de zitting laten weten eveneens niet te zullen verschijnen. Wel is verschenen mr. Tijkotte voornoemd, die het beroepschrift mondeling nader heeft toegelicht. Voorts is namens de bewindvoerder T. Kroese verschenen, die het standpunt van de bewindvoerder mondeling nader heeft toegelicht.
Het hof heeft kennis genomen van het beroepschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, en het verslag van de bewindvoerder van 1 mei 2015 met bijlagen. Mr. Tijkotte heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[X] heeft in het beroepschrift verzocht om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en hem alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. Hij betwist toerekenbaar en ernstig tekortgeschoten te zijn in de nakoming van de uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen. Daartoe heeft [X] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. Mr. Tijkotte heeft verklaard dat hij geen contact heeft kunnen krijgen met [X] voorafgaand aan de zitting. Hij heeft wel telefonisch contact gehad met de heer M. Munnik van de Brijderstichting, zorgbegeleider van [X] , die hem vertelde dat het niet goed gaat met [X] en dat een rechterlijke machtiging wordt aangevraagd om hem gedwongen te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis. De vraag is of [X] wel toerekenbaar tekortgeschoten is en mr. Tijkotte heeft daarom namens [X] om aanhouding van de zaak gevraagd. Voorts heeft mr. Tijkotte aangegeven dat de boedelachterstand van € 494,- is voldaan, en dat de verwachting is dat de nieuwe boetes, die ongeveer een even groot bedrag behelzen, ook zullen kunnen worden voldaan. De strafrechtelijke veroordeling en het ontbreken van de bankafschriften kunnen volgens mr. Tijkotte geen grond voor beëindiging zijn.
2.2
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. Er is veel misgegaan in de schuldsanering van [X] . Het lijkt er op dat zijn leven niet is veranderd na de toelating tot de schuldsanering. Hij is weer gedetineerd geweest en heeft boetes gekregen voor overtredingen. Doordat [X] geen contact houdt met de bewindvoerder in de schuldsanering en evenmin met de beschermingsbewindvoerder schiet de informatievoorziening tekort. [X] heeft verder de bewindvoerder niet geïnformeerd over de erfenissen van zijn moeder en van zijn broer en hij heeft bovendien de erfenis van zijn moeder verworpen zonder hierover overleg met de bewindvoerder te hebben gehad. De bewindvoerder stelt dat zij in de uitvoering van haar taken wordt gefrustreerd.
2.3
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat – zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Fw – uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar zijn informatie- en/of sollicitatieplicht niet nakomt dan wel een boedelachterstand en/of bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan.
2.4
Genoegzaam is komen vast te staan dat [X] is tekortgeschoten in meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. In de eerste plaats heeft hij verzuimd de bewindvoerder te voorzien van de benodigde informatie zoals inkomstengegevens, bankafschriften en gegevens met betrekking tot de zorgverzekering waardoor de bewindvoerder niet in staat is een berekening te maken van het maandelijkse vrij te laten bedrag (vtlb). Verder heeft [X] nieuwe schulden laten ontstaan die naar het oordeel van het hof bovenmatig zijn gezien zijn inkomen. Ten slotte heeft [X] de bewindvoerder belemmerd in haar toezichthoudende taak en heeft hij mogelijk de schuldeisers benadeeld door de erfenis van zijn moeder - zonder overleg met de bewindvoerder - te verwerpen en geen informatie te verschaffen over de erfenis van zijn broer.
2.5
Het hof begrijpt uit de verstrekte informatie dat de situatie van [X] ernstig is en kennelijk zo bedreigend dat overwogen wordt een rechterlijke machtiging voor hem aan te vragen. Uit de overgelegde stukken blijkt evenwel onvoldoende wat er met [X] aan de hand is en of hij in het geheel niet in staat is (geweest) de verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling na te komen. Niet aannemelijk is geworden dat [X] überhaupt geen contact kon houden met de beschermingsbewindvoerder en via haar ook met de bewindvoerder en zodoende aan laatstgenoemde bewijsstukken kon sturen. Evenmin valt in te zien waarom [X] geen contact heeft kunnen onderhouden met zijn advocaat.
Verder is gebleken dat [X] zich zodanig gedraagt dat hij diverse boetes en andere nieuwe bovenmatige schulden laat ontstaan. Dat hem ter zake geen verwijt treft, is niet aannemelijk geworden.
2.6
De genoemde tekortkomingen, die niet als geringe tekortkoming buiten beschouwing kunnen blijven, zijn naar het oordeel van het hof zodanig ernstig en verwijtbaar, dat slechts de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Nu het hof op afzienbare termijn geen verandering in het gedrag van [X] en houding ten opzichte van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen verwacht, ziet het hof geen aanleiding hem nog een kans te geven. Het vonnis van de rechtbank zal dan ook worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, J.E. Molenaar en R.J.Q. Klomp en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.