ECLI:NL:GHAMS:2015:3382

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
20 augustus 2015
Zaaknummer
200.161.685/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van een appellante met psychische problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van appellante [X]. De rechtbank Amsterdam had op 17 december 2014 besloten om de schuldsaneringsregeling van [X] te beëindigen, omdat zij toerekenbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen. Appellante heeft in hoger beroep verzocht om dit vonnis te vernietigen en haar in staat te stellen de schuldsaneringsregeling te voltooien. Tijdens de zitting op 17 maart 2015 heeft [X] verklaard dat zij kampt met psychische problematiek, waardoor zij niet in staat is om haar eigen problemen te onderkennen en afhankelijk is van hulpverlening. Ze heeft nieuwe schulden laten ontstaan, waaronder een schuld van € 12.173,- aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en andere schulden aan E-On en Nuon. De bewindvoerder heeft bevestigd dat [X] niet in staat is om aflossingen te verrichten op deze schulden.

Het hof heeft vastgesteld dat [X] tekort is geschoten in haar actieve medewerking aan de schuldsaneringsregeling. Ondanks haar psychische problemen had zij de verantwoordelijkheid om haar hulpverleners adequaat te informeren over haar financiële situatie. Het hof oordeelt dat de nieuwe schulden toerekenbaar zijn aan [X] en dat zij niet heeft aangetoond dat haar situatie uitsluitend het gevolg is van haar psychische gesteldheid. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de behandeling aan te houden voor het afwachten van een rapport van De Waag, omdat dit geen nieuwe inzichten zou bieden. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering is gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.161.685/01
insolventienummer rechtbank : C/13/12/409-R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 maart 2015
in de zaak van
[X] ,
wonende te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. C.G.J. van Oppen te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [X] genoemd.
[X] is bij op 23 december 2014 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 december 2014, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] tussentijds heeft beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 17 maart 2015. Bij die behandeling is [X] verschenen, bijgestaan door mr. Van Oppen voornoemd, die het beroepschrift mondeling nader heeft toegelicht. Voorts zijn aan de zijde van [X] verschenen mevrouw [Y] van de Reclassering Nederland en mevrouw [Z] , woonbegeleidster van het Leger des Heils van [X] . Daarnaast is de bewindvoerder, I. Slootweg, verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het beroepschrift met bijlagen, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, en het verslag van de bewindvoerder van 25 februari 2015 met bijlagen. [X] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van voornoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[X] heeft in het beroepschrift verzocht om het vonnis waarin de op haar toepasselijke schuldsaneringsregeling tussentijds werd beëindigd, te vernietigen en haar alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. [X] is van mening dat, voor zover zij al is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de wettelijke schuldsaneringsregeling, haar dit niet zodanig kan worden aangerekend dat dit een beëindiging van de schuldsanering rechtvaardigt.
2.2
[X] heeft daartoe aangevoerd dat zij kampt met een zodanig psychische problematiek dat zij haar eigen problemen niet kan onderkennen en afhankelijk is van de hulpverlening om haar heen. Door onoplettendheid van de vorige woonbegeleider heeft het kunnen gebeuren dat [X] een scooter en een auto op haar naam heeft gezet / laten zetten waaruit een schuldenlast aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) is voortgekomen van € 12.173,-. Bovendien konden doordat de post niet efficiënt werd beheerd nieuwe schulden ontstaan aan E-On en Nuon van respectievelijk € 613,29 en € 1.913,27. Voor deze schulden is een afbetalingsregeling getroffen, aldus [X] . Voorts bestaat de schuld aan CAK niet meer, omdat [X] ten onrechte niet was afgemeld. [X] heeft een taakstraf van 120 uur opgelegd gekregen in verband met tanken en het meenemen van een blikje sardientjes zonder te betalen. Voorts is haar een voorwaardelijke straf opgelegd en krijgt zij in verband met haar psychische gesteldheid een behandeling bij De Waag. De Waag onderzoekt of [X] wellicht aan kleptomanie lijdt en wil neurologisch onderzoek laten verrichten om te onderzoeken wat de invloed is van de beroertes die [X] in het verleden heeft gehad. [X] verzoekt subsidiair aanhouding van de behandeling om het rapport van De Waag af te wachten. Is de ontstane situatie immers aantoonbaar veroorzaakt door de psychische gesteldheid van [X] , dan kan haar dit niet worden verweten. Daarnaast hadden de hulpverleners beter moeten opletten en is het aan hen verwijtbaar dat zij niet ingegrepen hebben toen [X] in het bezit van een auto kwam. Ter zitting in hoger beroep is namens [X] dit verzoek gehandhaafd.
2.3
De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd laten weten dat [X] niet in de mogelijkheid verkeert aflossingen te verrichten op de nieuw ontstane bovenmatige schulden en dat deze niet voor het einde van de reguliere, maar ook niet voor het einde van een verlengde looptijd afgelost kunnen worden door [X] .
2.4
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat -- zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Fw -- uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd.
2.5
Gezien de inhoud van de processtukken en gelet op de terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat [X] tekort is geschoten in het actief meewerken aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling, aangezien [X] toerekenbaar nieuwe bovenmatige schulden heeft laten ontstaan. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
Genoegzaam staat vast dat [X] nieuwe schulden heeft laten ontstaan, aan Nuon een bedrag van € 1.913,27 en aan E-On een bedrag van € 613,29. [X] heeft met betrekking tot deze schulden gesteld dat zij een afbetalingsregeling heeft getroffen. Zij heeft dit echter niet nader toegelicht. Voorts staat genoegzaam vast dat [X] daarnaast een CJIB-schuld heeft laten ontstaan van € 12.173,-, waarvoor geen afbetalingsregeling is getroffen. Deze schulden zijn - tezamen genomen - van een zodanige omvang dat niet valt te verwachten dat [X] deze binnen de termijn van de schuldsanering zal kunnen aflossen, ook niet bij een verlenging daarvan.
2.6
[X] heeft geen inzicht gegeven uit welke boetes de CJIB-schuld bestaat. Eerst ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [X] naast een auto, welke gedurende drie maanden op haar naam heeft gestaan, ook gedurende langere tijd een scooter op haar naam heeft gehad en dat zij wat betreft deze scooter als katvanger heeft gefungeerd. Voor zover [X] heeft willen aanvoeren dat de nieuwe schulden niet toerekenbaar zijn omdat zij door psychische problematiek geen inzicht heeft en de hulpverleners in hun taak zijn tekortgeschoten, oordeelt het hof als volgt. Uit de verklaring ter zitting in hoger beroep van de woonbegeleidster van [X] blijkt dat van [X] werd verwacht dat zij post, waaronder rekeningen, aan de hulpverlening zou verstrekken en dat zij dat niet heeft gedaan. Het hof acht het kwalijk dat [X] ten opzichte van de hulpverlening gedurende langere tijd informatie heeft achtergehouden, hetgeen wel het minste is wat van haar verwacht had mogen worden in de schuldsanering. Dat hierdoor enorme schulden zijn ontstaan die niet binnen afzienbare tijd kunnen worden afgelost, acht het hof toerekenbaar aan [X] . [X] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die dit anders maken. Van [X] kan op grond van haar verplichtingen in het kader van de schuldsanering niet alleen worden verwacht dat zij adequate hulp zoekt maar ook dat zij zich houdt aan afspraken met de hulpverlening. Niet valt in te zien dat een rapport van De Waag een ander licht daarop zal werpen. Het hof ziet dan ook geen grond voor aanhouding van de zaak.
2.7
De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. D. Kingma, mr. M.A. Goslings en mr. G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.