In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, was beschuldigd van diefstal van een tas ter waarde van 19,90 euro, toebehorende aan het winkelbedrijf Van Haren. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 6 februari 2014, waarbij de verdachte de winkel binnenkwam zonder tas en kort daarna met een zilverkleurige tas naar buiten liep. De raadsman van de verdachte voerde aan dat zijn cliënt geen oogmerk had om de tas wederrechtelijk toe te eigenen, maar enkel de kleur van de tas wilde bekijken in natuurlijk licht. Het hof verwierp dit verweer, omdat het gedrag van de verdachte niet overeenkwam met de stelling dat hij de tas enkel wilde bekijken. Het hof achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd en verklaarde hem strafbaar. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, en het hof handhaafde deze straf, waarbij het de ernst van de diefstal en de gevolgen voor de winkel in overweging nam. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.