ECLI:NL:GHAMS:2015:3376

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
20 augustus 2015
Zaaknummer
200.151.708/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging tussentijdse beëindiging van de schuldsanering wegens niet-toerekenbare tekortkomingen en de rol van de beschermingsbewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van appellante [X]. De rechtbank Amsterdam had op 25 juni 2014 de schuldsaneringsregeling van [X] beëindigd, maar [X] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zittingen op 16 september 2014, 9 december 2014 en 17 maart 2015 is de zaak behandeld. Appellante werd bijgestaan door haar advocaat mr. J.C.R. de Lyon en haar civiel bewindvoerder E. Zian. Het hof heeft vastgesteld dat [X] door persoonlijke omstandigheden, waaronder een depressie, tijdelijk geen controle had over haar financiële situatie, wat heeft geleid tot schulden. De bewindvoerder heeft aangegeven dat er sinds de benoeming van de beschermingsbewindvoerder veel is veranderd en dat de informatieplicht nu wordt nagekomen. Het hof heeft geconcludeerd dat de nieuwe schulden binnen de reguliere looptijd van de schuldsanering kunnen worden afgelost en dat er geen belemmeringen meer zijn voor het voortzetten van de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en [X] in de gelegenheid gesteld om de schuldsaneringsregeling voort te zetten, met de opmerking dat alle verplichtingen onverkort van kracht blijven. Tevens raadt het hof [X] aan om adequate psychologische hulp te zoeken om haar situatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.151.708/01
insolventienummer rechtbank Amsterdam : C/13/13/6-R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 maart 2015
in de zaak van
[X],
wonend te Amsterdam,
appellante,
advocaat:
mr. J.C.R. de Lyonte Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [X] genoemd.
[X] is bij per fax op 3 juli 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2014, waarbij de rechtbank de op [X] toepasselijke schuldsaneringsregeling tussentijds heeft beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld op de zittingen van het hof van 16 september 2014, 9 december 2014 en 17 maart 2015. Van de zittingen van 16 september 2014 en 9 december 2014 zijn processen-verbaal opgemaakt. Bij de behandeling van 17 maart 2015 is [X] verschenen, vergezeld van haar civiel bewindvoerder E. Zian en bijgestaan door mr. De Lyon die het verzoekschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is de bewindvoerder, C.D.F. Braam, verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van:
-het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg;
-het verzoekschrift van 3 juli 2014 met productie 1 tot en met 4;
-de aanvullende gronden van 11 september 2014 met producties 5 tot en met 7;
-een brief van mr. De Lyon van 2 december 2014 met bijlagen 1 tot en met 4;
-een brief van mr. De Lyon van 11 maart 2015 met producties 8 tot en met 12;
-een brief van mr. De Lyon van 12 maart 2015 met productie 13;
-een brief van mr. De Lyon van 16 maart 2015 met productie 14;
-verslagen van de bewindvoerder van 21 augustus 2014, 8 september 2014, 8 december 2014 en 11 maart 2015 met bijlagen;
-een brief van de verhuurder van [X] van 18 februari 2015.
De bewindvoerder en mr. De Lyon, namens [X] , hebben te kennen gegeven eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[X] heeft in het verzoekschrift verzocht om het vonnis waarin de op haar toepasselijke schuldsaneringsregeling tussentijds werd beëindigd zonder schone lei, te vernietigen en haar alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. Daartoe heeft [X] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd.
2.2
Door persoonlijke omstandigheden en een depressie heeft [X] een tijd lang geen controle over haar financiële administratie gehad. Haar uitgaven ontstegen de inkomsten en [X] wist niet hoe zij deze situatie de baas kon worden. [X] heeft daarom verzocht om aanhouding van de zaak om haar goederen onder bewind te laten stellen. Voorts heeft [X] aangevoerd dat anders dan de rechtbank heeft aangenomen, de boedelachterstand niet € 1.046,05 bedraagt en het totaal van de nieuwe schulden niet € 2.336,06. In verband met de op haar rustende sollicitatieverplichting heeft [X] verder aangevoerd dat zij hiervan tot 19 september 2014 is vrijgesteld. Voor de afloop van deze periode zal door de Dienst Werk en Inkomen (DWI) opnieuw worden beoordeeld of de ontheffing wordt verlengd.
2.3
In verband met het door [X] gestelde en het in te stellen beschermingsbewind is de behandeling van het hoger beroep tweemaal aangehouden, laatstelijk tot 17 maart 2015. Gebleken is dat de goederen van [X] onder bewind zijn gesteld bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2014 en dat mevrouw E. Zian benoemd is tot civiel bewindvoerder.
2.4
[X] heeft voorts ten behoeve van de laatste behandeling in hoger beroep aangevoerd dat de kwestie met betrekking tot de belastingteruggave 2012 is opgelost. De belastingdienst heeft de teruggaaf Inkomstenbelasting 2012 verrekend met de terugvordering kinderopvangtoeslag 2009 en heeft dit aan de bewindvoerder bericht. Voorts is er volgens [X] geen boedelachterstand maar een boedelvoorstand. Dit heeft volgens [X] te maken met een correctie die moet worden toegepast op de door de bewindvoerder gemaakte VTLB-berekening. De bewindvoerder heeft ten onrechte [X] aangemerkt als alleenstaande in de maanden juni tot en met oktober 2014 en voorts dient er geen correctie te worden toegepast op de hoogte van de betaling aan het Zorginstituut (voorheen College voor Zorgverzekeringen: CVZ). Van de huurachterstand staat nog € 140,- open die per 20 maart 2015 zal worden voldaan. De schuld aan Zilveren Kruis/ Achmea bedraagt nog € 1.324,88 maar de beschermingsbewindvoerder is, naast [X] zelf, van mening dat deze schuld maximaal viermaal de premie van € 97,43 zou moeten bedragen, omdat uit de bankafschriften blijkt dat [X] de andere maanden heeft voldaan. De beschermingsbewindvoerder is druk doende duidelijkheid hierover te verkrijgen van Zilveren Kruis/ Achmea. De nieuwe schuldenlast zou gecorrigeerd € 1.409,77 bedragen, welk bedrag [X] en de beschermingsbewindvoerder verwachten te kunnen aflossen binnen de reguliere looptijd van de schuldsanering met het vrij te laten bedrag vakantiegeld ad € 633,99 en een aflossing van € 77,58 per maand.
Met betrekking tot de sollicitatieverplichting heeft [X] gesteld dat zij wederom is vrijgesteld door de DWI bij brief van het College van Burgemeester en Wethouders van 6 maart 2015. [X] verwacht op grond van haar belemmeringen ook een ontheffing van de inspanningsplicht in de schuldsanering. Ten slotte heeft [X] aangevoerd dat de informatie verschaffing aan de bewindvoerder goed loopt, nu de beschermingsbewindvoerder de bewindvoerder informeert.
2.5
De bewindvoerder heeft gesteld dat er in korte tijd veel veranderd is sinds de benoeming van de beschermingsbewindvoerder. De informatieplicht wordt nagekomen. De nieuwe schulden zijn inzichtelijk gemaakt en er is een reëel aflossingsvoorstel gedaan. Voorts dient er een nieuwe VTLB-berekening gemaakt te worden, nu mr. De Lyon terecht de gehele CVZ-premie heeft opgenomen. De verwachting is dat de boedelachterstand aanzienlijk lager zal uitvallen. Daarnaast acht de bewindvoerder de ontheffing van de inspanningsverplichting voldoende toegelicht en verwacht zij dat de rechter-commissaris een ontheffing zal verlenen. De bewindvoerder acht geen belemmeringen meer aanwezig om de schuldsaneringsregeling te laten voortduren.
2.6
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat - zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Fw - vergaande verplichtingen rusten op de schuldenaar op wie de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is. Deze verplichtingen vinden hun grond in de doelstelling van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Die komt erop neer, dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële situatie terecht zijn gekomen, de kans moeten krijgen weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking wordt verwacht aan de doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
2.7
Het hof constateert dat [X] een tijd lang, mede door een depressie en een ontruiming, de grip kwijt is geweest op haar inkomsten en uitgaven. Doordat zij het overzicht kwijt was, zijn er schulden ontstaan. Bovendien werd door [X] de informatieplicht niet goed nagekomen en was daardoor mede onbekend of zij nog langer ontheven kon worden van haar inspanningsverplichting. Doordat per 5 december 2014 mevrouw Zian benoemd is als civiel bewindvoerder komt er weer overzicht in de financiële situatie van [X] en wordt de bewindvoerder (weer) geïnformeerd, waardoor deze laatste haar toezichthoudende taak kan uitoefenen.
Genoegzaam is gebleken dat de nieuwe schulden van een zodanige grootte zijn dat deze binnen de reguliere looptijd van de schuldsanering in te lopen zijn. [X] en de beschermingsbewindvoerder hebben daartoe ook een reëel aflossingsvoorstel gedaan. Voorts is gebleken dat [X] , kennelijk op voortdurende medische gronden, ontheven is (gebleven) door de DWI van haar sollicitatieplicht. Afgaande op de verklaring daaromtrent van de bewindvoerder is de verwachting dat de rechter-commissaris [X] ook in de schuldsaneringsregeling zal ontheffen van haar inspanningsverplichting.
2.8
Het vorenoverwogene in aanmerking genomen bestaat thans onvoldoende grond voor tussentijdse beëindiging van de schuldsanering. Het hof zal [X] dan ook in de gelegenheid stellen de schuldsaneringsregeling voort te zetten. Daarbij wordt opgemerkt dat alle voor [X] geldende verplichtingen onverkort van kracht blijven en dat zij deze dient na te komen. Verder raadt het hof [X] aan adequate (psychologische) hulp te zoeken teneinde haar situatie te verbeteren, zoals ook is genoemd in het besluit van de Burgemeester en Wethouders van 6 maart 2015.
Het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, M.A. Goslings en G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.