ECLI:NL:GHAMS:2015:337

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
23-001725-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerijen en wapenbezit met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1953, was in eerste aanleg veroordeeld voor het telen van hennep en wapenbezit. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat invloed heeft op de op te leggen straf. De verdachte was betrokken bij meerdere hennepkwekerijen in Aalsmeer en had een vuurwapen en munitie in zijn bezit. Het hof heeft de dagvaarding in een van de zaken nietig verklaard en de verdachte vrijgesproken van enkele tenlasteleggingen. De bewezenverklaring betreft het telen van hennep en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft de straf verlaagd tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de schade niet bewezen is verklaard.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001725-14
Datum uitspraak: 22 januari 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 april 2014 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-405313-09 en 13-651958-11 en 13-850294-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 januari 2015, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

De ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het hoger beroep is door de verdachte, alsmede door de officier van justitie, onbeperkt ingesteld. Het hoger beroep van de verdachte is mitsdien mede gericht tegen het in zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 4 ten laste gelegde, waarvan de verdachte in eerste aanleg evenwel is vrijgesproken. Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid Wetboek van Strafvordering, kan de verdachte in zo verre niet in het hoger beroep worden ontvangen.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-405313-09:hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 1 september 2008 tot en met 8 januari 2009 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 8540 gram hennep en/of ongeveer 637, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak met parketnummer 13-850294-11:hij in of omstreeks de periode van 01 novemmber 2010 tot en met 14 februari 2011 te Aalsmeer (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1623, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak met parketnummer 13-651958-11:1:hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 september 2011 tot en met 7 december 2011 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 912 hennepplanten (in verschillende groeistadia) en/of 707 (reeds afgeknipte) hennepplanten en/of 100 hennepstekken en/of 350 gram gedroogde hennep(toppen), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:hij op of omstreeks 07 december 2011 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (merk Walther, model P22), en/of munitie van categorie III, te weten 29 patronen (merk Dominion), voorhanden heeft gehad; Artikel 26 Wet Wapens en Munitie De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3:hij op een of meer tijdstip(pen) gelgen in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 7 december 2011 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit ((ongeveer) 54.687 kwh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander bv, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
4:hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2010 tot en met 7 december 2011 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, een sloep (merk Nicky, type 550zw met HIN-nummer PL-YSM550018E010) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans rederlijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; Artikel 416/417 Wetboek van Strafrecht
5:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2008 tot en met 07 december
2011 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (delen van) een woning en/of de bijbehorende loodsen (perceel [adres 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
door
het aanleggen en/of in gebruik hebben van één of meer hennepkwekerij(en) op voornoemd perceel,
en/of het verbreken en/of verwijderen van (ijk)zegels van de elektriciteitsmeter
en/of het verzwaren van (elektriciteits)stoppen
en/of het aanbrengen van meerdere gaten in muren en/of plafonds
en/of het aanbrengen van een (achter)muur
en/of het forceren van deuren van die loods(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Geldigheid dagvaarding(en)

Het in zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 5 aan verdachte ten laste gelegde is onvoldoende specifiek en begrijpelijk, voor zover hem vernieling/beschadiging/onbruikbaarmaking wordt verweten door ‘het aanleggen en/of in gebruik hebben van één of meer hennepkwekerij(en) op voornoemd perceel’ en ‘en/of het verzwaren van (elektriciteits)stoppen’. Zonder meer is immers niet begrijpelijk dat deze handelingen tot de ten laste gelegde vernieling van een woning of de daarbij behorende loodsen kunnen leiden.
Om die reden moet de dagvaarding in zaak parketnummer 13-651958-11 onder 5 ten aanzien van voornoemde zinsneden nietig worden verklaard.
De dagvaardingen zijn voor het overige geldig en dit hof is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 3, 4 en 5 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt, voor wat betreft de feiten 3 en 5, daartoe (onderscheidenlijk) als volgt.
Zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 3
Niet gebleken is dat elektriciteit buiten de meter om is afgetapt. Een verbroken zegel op de meterkast, wat daarvan overigens zij, is onvoldoende voor die vaststelling. Bovendien staat vast dat de verdachte de stoppen in de meterkast heeft verzwaard, hetgeen er eerder op duidt dat alle elektriciteit via de meter is afgenomen, zoals de verdachte ook steeds heeft verklaard.
Zaak parketnummer 13-651958-11 onder 5
Niet is bewezen dat de verdachte de ijkzegels van de elektriciteitsmeter heeft verbroken en/of verwijderd. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dit niet te hebben gedaan. Tijdens het tonen van de foto’s uit de aangifte van Liander waarop te zien is dat de ijkzegels zijn verbroken, heeft de verdachte verbaasd gereageerd. Hij heeft verklaard dat hem, bij het bekijken van de meter door de vertegenwoordiger van Liander, is verteld dat de meter in orde was. Bij gebreke van enig (ander) bewijs is niet bewezen dat de verdachte de persoon is geweest die de ijkzegels heeft verbroken en/of verwijderd.
De ten laste gelegde vernieling door het aanbrengen van meerdere gaten in muren en/of plafonds is evenmin bewezen. De foto’s uit de stukken van de benadeelde partij die het hof ter terechtzitting in hoger beroep aan de verdachte heeft voorgehouden, behelzen afbeeldingen van een muur met daarin (ventilatie)gaten voor de hennepkwekerij. Deze muur is door de verdachte zelf aangebracht in de loods waarin de hennepkwekerij zich bevond. Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep komt naar voren dat hij die mu(u)r(en) – een vorm van systeembouw – heeft geplaatst en naderhand ook weer heeft verwijderd. Hetzelfde geldt voor de andere (ten laste gelegde) aangebrachte muur.
Tot slot is niet aannemelijk geworden dat de verdachte de deuren van de loodsen op het erf heeft geforceerd. In de ten laste gelegde periode huurde de verdachte het perceel en was hij in het bezit van alle daar bijbehorende sleutels, zodat hij geen reden had om de deuren te forceren. Dat de deuren waren geforceerd is pas geruime tijd nadat de verdachte het gehuurde had opgeleverd geconstateerd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-405313-09 en in de zaak met parketnummer 13-850294-11 en in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 13-405313-09:hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 8 januari 2009 te Aalsmeer, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [adres 2], een hoeveelheid van in totaal 8540 gram hennep en 637 hennepplanten en/of delen daarvan;
Zaak met parketnummer 13-850294-11 (gevoegd):hij in de periode van 1 november 2010 tot en met 14 februari 2011 te Aalsmeer opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan [adres 2], een hoeveelheid van in totaal 1008 hennepplanten;
Zaak met parketnummer 13-651958-11 (gevoegd):1:hij in de periode van 15 september 2011 tot en met 7 december 2011 te Aalsmeer, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [adres 2], een hoeveelheid van in totaal ongeveer 912 hennepplanten in verschillende groeistadia en 423 reeds afgeknipte hennepplanten en 100 hennepstekken en 350 gram gedroogde hennep(toppen);
2:hij op 7 december 2011 te Aalsmeer, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, merk Walther, model P22, en munitie van categorie III, te weten 29 patronen (merk Dominion), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-405313-09 en in de zaak met parketnummer 13-850294-11 en in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-405313-09 en in de zaak met parketnummer 13-850294-11 en in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-405313-09 en in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 1 bewezen verklaarde levert op, telkens:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 13-850294-11 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-405313-09 en in de zaak met parketnummer 13-850294-11 en in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak met parketnummer 13-405313-09, zaak met parketnummer 13-850294-11 en zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak met parketnummer 13-405313-09, zaak met parketnummer 13-850294-11 en zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De raadsman heeft ter terechtzitting gesteld dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (driemaal) overtreden van de Opiumwet door in een door hem gehuurde loods hennep te telen en hennep(toppen) voorhanden te hebben. Gelet op de aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten die is aangetroffen, moet deze hennep bestemd zijn geweest voor de handel en daarmee de verdere verspreiding. Hennep kan voor de volksgezondheid schadelijke stoffen bevatten en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Daarbij komt dat dergelijke handel – waaraan het bewezenverklaarde moet worden gerelateerd – ook overigens de samenleving bezwaart door de criminaliteit die daarmee veelal gepaard gaat of wordt bestendigd.
Het voorgaande vindt bevestiging in het feit dat de verdachte, naast de voornoemde overtredingen van de Opiumwet, een vuurwapen en de daarvoor geschikte munitie voorhanden heeft gehad. Dit levert een ernstig feit op, omdat ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich brengt. Voor ongecontroleerd wapenbezit komt in beginsel slechts de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde waarborg strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte onnodig lang onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De overschrijding van de redelijke termijn leidt, ook wanneer deze zeer aanzienlijk is, volgens vaste rechtspraak in de regel niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Vermindering van de op te leggen straf is telkens de aangewezen sanctie. Daarnaast biedt de rechterlijke straftoemetingsvrijheid vrijwel onbegrensde ruimte om met tijdsverloop rekening te houden.
Ten aanzien van zaak met parketnummer 13-405313-09 is, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal hebben geoordeeld, de redelijke termijn aangevangen met het eerste verhoor van de verdachte op 8 januari 2009. De verdachte is bij dit verhoor medegedeeld waarvan hij werd verdacht en vervolgens als verdachte gehoord. De verdachte heeft hieraan in redelijkheid de verwachting kunnen ontlenen dat hij ter zake van dat feit zou worden vervolgd. De proceshouding van de verdachte in het tweede verhoor en in het verdere proces wijst erop dat de verdachte deze verwachting in werkelijkheid ook heeft gehad. Dat de verdachte in het verhoor van 8 januari 2009 heeft ontkend dat de hennepkwekerij van hem was en nog dezelfde dag is heengezonden, doet aan een en ander niet af. De redelijke termijn is in zaak met parketnummer 13-405313-09 vanaf 8 januari 2011 overschreden, wat bij de berechting in eerste aanleg een overschrijding van ruim drie jaren en drie maanden betekent.
In zaak met parketnummer 13-850294-11 is de redelijke termijn aangevangen op 14 februari 2011. Dit betekent dat bij de berechting in eerste aanleg de redelijke termijn vanaf 14 februari 2013 is overschreden, wat een overschrijding van ruim 1 jaar en 2 maanden betekent.
In zaak met parketnummer 13-651958-11 is bij de berechting in eerste aanleg eveneens de redelijke termijn overschreden. Het betreft in deze zaak een overschrijding van ruim 4 maanden. Het hof zal in deze zaak volstaan met een constatering van het verzuim, nu de behandeling van de zaak in hoger beroep ruim binnen vier jaar na aanvang van de termijn is afgerond.
De duur van de redelijke termijn is blijkens vaste jurisprudentie mede afhankelijk van de ingewikkeldheid van de zaak, waaronder begrepen de gelijktijdige berechting van andere zaken tegen verdachte. Het hof is echter, in tegenstelling tot de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat, gelet op de proceshouding van de verdachte, in het bijzonder zijn bekentenissen in de vroege stadia van de onderscheidenlijke vervolgingen, de gelijktijdige berechting van verschillende zaken geen verlenging van de redelijke termijn rechtvaardigt.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, passend, doch zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een taakstraf van na te melden duur.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn tot het begaan van het in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 1, 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde vervaardigd of bestemd. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.729,73, aangevuld met de wettelijke rente en advocaatkosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 5 ten laste gelegde handelen van de verdachte, waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, is niet bewezen verklaard. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen tot vrijspraak van het in zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding in zaak met parketnummer 13-651958-11 nietig, voor zover daarin onder 5 zijn opgenomen de zinsneden ‘het aanleggen en/of in gebruik hebben van één of meer hennepkwekerij(en) op voornoemd perceel’ en ‘en/of het verzwaren van (elektriciteits)stoppen’.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-405313-09 en in de zaak met parketnummer 13-850294-11 en in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-405313-09 en in de zaak met parketnummer 13-850294-11 en in de zaak met parketnummer 13-651958-11 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: Walther P22 (4194308) en IMPERIAL munitie (4194313).
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: Breitling Chronograph (4194281), Jaeger-LeCoultre Automatic (4194285), Harley Davidson (4194213).
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. W.H. van Benthem, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 januari 2015.
[...]
.