ECLI:NL:GHAMS:2015:33

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
200.148.152-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wilsbekwaamheid van erflater bij testamentopstelling en de rol van de notaris

In deze zaak heeft klaagster, de dochter van erflater, een klacht ingediend tegen de notaris die het testament van haar vader heeft opgesteld en gepasseerd. Klaagster stelt dat haar vader ten tijde van het opmaken van het testament niet wilsbekwaam was, aangezien hij leed aan de ziekte van Alzheimer en in een zorginstelling verbleef. De notaris heeft echter verklaard dat erflater in staat was om zijn wil te bepalen en dat hij de inhoud van het testament goed begreep. Het hof heeft de klacht van klaagster gegrond verklaard, maar geen maatregel opgelegd aan de notaris. Het hof oordeelt dat de notaris, gezien de omstandigheden, advies had moeten inwinnen bij een onafhankelijke deskundige over de wilsbekwaamheid van erflater. De notaris had voldoende redenen om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater, maar heeft geen medisch onderzoek laten uitvoeren. Het hof benadrukt dat de zorgvuldigheid gebood om nader onderzoek te laten verrichten, vooral omdat erflater zelf bereid was om hieraan mee te werken. De beslissing van de kamer voor het notariaat is vernietigd, maar er is geen maatregel opgelegd aan de notaris, omdat hij zich wel degelijk heeft ingespannen om de nodige zorgvuldigheid te betrachten.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.148.152/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/139
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 januari 2015
inzake
[appellante],
wonend te [plaats], gemeente [gemeente],
appellante,
tegen
[geïntimeerde],
notaris te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. S. Perrick, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 1 mei 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 3 april 2014 (ECLI:NL:TNORAMS:2014:2). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
De notaris heeft een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 30 oktober 2014. Klaagster en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klaagster en de gemachtigde van de notaris aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Bij brief van 26 januari 2012 heeft de notaris van de afdeling Bewindvoering en Executele van de ABN AMRO Bank (hierna: de bank) het verzoek gekregen om een testament op te stellen voor [naam] (hierna: erflater), de vader van klaagster. Ook heeft de bank de notaris verzocht om een notariële volmacht op te maken, op grond waarvan de bank de vermogensrechtelijke belangen van erflater zou gaan behartigen. De bank beheerde het vermogen van erflater en heeft in dat kader op 25 januari 2012 een gesprek met erflater gevoerd. Volgens de bank heeft erflater in dat gesprek onder meer zijn gedachten over de door hem gewenste inhoud van een op te maken testament uitgesproken, namelijk de onterving van een dochter en het toekennen van een legaat aan een kleinkind. De brief van de bank is mede ondertekend door erflater.
3.2.2.
Op 8 februari 2012 heeft de notaris het testament in concept aan de bank en aan erflater toegezonden. Vervolgens heeft de notaris op 24 februari 2012 op zijn kantoor het concept-testament met erflater besproken. Het toen op het punt van de executele gewijzigde concept heeft de notaris aan erflater meegegeven. Op 27 februari 2012 heeft de notaris erflater opgezocht in de zorginstelling waar hij verbleef en de inhoud van het testament nogmaals met hem besproken.
3.2.3.
Op 13 juni 2012 heeft de notaris het testament van erflater gepasseerd. Erflater heeft in het testament klaagster uitgesloten van zijn nalatenschap. Hetgeen door haar onterving niet uit de nalatenschap van erflater aan klaagster toekwam, heeft erflater in de vorm van een legaat toegekend aan een kleindochter, de dochter van de zuster van klaagster. Erflater is op 19 juni 2012 overleden. Erflater is 80 jaar geworden.

4.Het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris dat hij bij het opstellen en passeren van het testament van erflater onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid van erflater. Dit is in strijd met de beroeps- en gedragsregels die voor notarissen gelden.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

6.1.1.
Klaagster heeft aangevoerd dat erflater ten tijde van het opmaken en passeren van het testament op 13 juni 2012 niet meer in staat was om zijn wil te bepalen en heeft hiertoe het volgende aangedragen.
6.1.2.
Erflater woonde sinds 2011 in diverse zorginstellingen vanwege mentale problemen en omdat hij niet meer voor zichzelf kon zorgen, althans zelfstandig kon wonen. Medio 2011 is erflater op last van een psychiater gedwongen opgenomen in een kliniek voor ouderen met psychische problemen. In het najaar van 2011 is bij erflater de diagnose ziekte van Alzheimer gesteld. In december 2011 is op instigatie van de behandelend geriater een gerechtelijke procedure gestart om ervoor te zorgen dat erflater gedwongen opgenomen zou kunnen worden op een gesloten afdeling. Omdat erflater zich hiertegen verzette en instemde met een vrijwillig verblijf in passende huisvesting met continue zorg, is deze maatregel niet opgelegd. Vanaf begin 2012 verbleef erflater in een particuliere wooninstelling voor demente(rende) ouderen. Klaagster heeft ter zitting verklaard tot in december 2011 voor erflater te hebben gezorgd. Klaagster deed in die periode veel geheugenspelletjes met erflater, waarbij haar opviel dat erflater veel dingen vergat. Klaagster heeft na het overlijden van erflater gesproken met de huisarts van erflater, de verpleging en de zuster die bij het overlijden van erflater ter plaatse was. Volgens hen ging het in de periode voor het overlijden van erflater geestelijk gezien niet beter met hem.
Erflater heeft begin 2012 noodgedwongen zijn financiële zaken aan de bank in beheer gegeven. In 2011 hebben de accountant van erflater en de contactpersoon van erflater bij de Belastingdienst aan de familie van erflater dringende verzoeken gedaan om de financiële zaken van erflater waar te nemen, omdat erflater hiertoe mentaal gezien minder in staat was.
Daarnaast wijkt het testament van 13 juni 2012 ingrijpend af van het voorlaatste testament van erflater van 9 juli 1984. In dit laatste testament was klaagster niet onterfd.
Ten slotte is de keuze van erflater om de notaris in plaats van bijvoorbeeld de bank als executeur in het testament op te nemen bevreemdend, aangezien erflater de notaris vóór het opmaken en passeren van het testament niet kende en hij altijd veel vertrouwen in de bank heeft gesteld.
6.1.3.
Zonder nader (medisch) onderzoek naar de wilsbekwaamheid van erflater had de notaris naar de mening van klaagster het testament van erflater niet mogen passeren. Het rapport met de bevindingen van[naam] psychiater, gebaseerd op een onderzoek op 29 december 2011, welk rapport de notaris uiteindelijk bij zijn beoordeling mee heeft laten wegen, was gedateerd en opgesteld in het kader van het vinden van passende huisvesting voor erflater en daarmee niet afdoende, aldus klaagster.
6.2.
De notaris heeft over de omstandigheden van het onderhavige geval - samengevat weergegeven - het volgende verklaard.
Tijdens de bespreking van het concept-testament op 24 februari 2012 was erflater goed in staat om zijn wil te bepalen en weloverwogen keuzes te maken. Erflater was weliswaar af en toe wat verstrooid, maar als het over financiële en familierechtelijke zaken ging, was hij juist zeer geïnteresseerd, helder, duidelijk en beslist. Erflater was heel uitgesproken en consistent in zijn wens om klaagster te onterven en heeft zijn beweegredenen daarvoor toegelicht. Hetgeen niet aan klaagster toekwam wenste hij in de vorm van een legaat aan zijn kleindochter toe te kennen. Dat was conform de inhoud van het concept-testament.
De notaris heeft erflater op 27 februari 2012 in zijn eigen woonomgeving nogmaals uitgebreid, en onder vier ogen, gesproken. Ook deze keer maakte erflater een wat verstrooide en soms afwezige indruk, maar was hij zeer uitgesproken en resoluut als het ging om de inhoud van zijn testament. Verder is bij het passeren van de notariële volmacht de inhoud van het testament uitvoerig aan bod gekomen. De notaris was ervan overtuigd dat erflater in staat was zijn wil ten aanzien van het testament te bepalen en dat hij de gevolgen van de inhoud daarvan volledig begreep en overzag. Ook was de notaris ervan overtuigd dat de erflater geheel op eigen initiatief handelde en niet door derden werd beïnvloed. Gedurende het half jaar dat de notaris erflater heeft gezien en gesproken, is de geestelijke toestand van erflater naar de mening van de notaris niet verslechterd. Erflater voelde zich juist steeds meer thuis in de zorginstelling waar hij verbleef en kwam daar tot rust. De notaris heeft tevergeefs drie huisartsenpraktijken benaderd om een medische verklaring omtrent de geestelijke vermogens van erflater te verkrijgen, waaronder een praktijk die naar eigen zeggen in voorkomende gevallen hiertoe bereid is. De notaris twijfelde niet aan de wilsbekwaamheid van de erflater, maar wenste een medische verklaring met het oog op toekomstige vragen daarover van klaagster. De notaris hield daar, gelet op het aanzienlijke vermogen van erflater, rekening mee. Dit heeft hij ook aan erflater kenbaar gemaakt, die dat begreep en bereid was aan een medisch onderzoek mee te werken. De notaris heeft het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: het Stappenplan) gevolgd, met de conclusie dat erflater voldoende wilsbekwaam was om een testament te kunnen maken. Omdat erflater aandrong op het passeren van het testament, is de notaris daartoe overgegaan, evenwel niet eerder dan nadat hij voormeld psychiatrisch rapport van 29 december 2011 had ontvangen.
6.3.
Het hof overweegt als volgt. Denotaris was ervan op de hoogte dat erflater leed aan de ziekte van Alzheimer en dat hij (om die reden) in een woon- zorginstelling voor demente(rende) ouderen verbleef. Daarnaast heeft de notaris verklaard dat erflater in de gesprekken (af en toe) afwezig en verstrooid was. Onder deze omstandigheden had de notaris, alvorens zich een eigen oordeel te vormen over de wilsbekwaamheid van erflater, advies moeten inwinnen bij een onafhankelijke deskundige, bijvoorbeeld een arts met voldoende kennis op het gebied van de ziekte van Alzheimer. Met het rapport van het door psychiater [naam] op 29 december 2011 verrichte onderzoek, dat de notaris uiteindelijk in zijn beoordeling van de wilsbekwaamheid heeft meegenomen, kon de notaris niet volstaan. Dat rapport was voor een ander, een veel minder verstrekkend, doel opgemaakt en was ten tijde van het passeren van het testament al een half jaar oud. De omstandigheid dat de notaris (relatief) kort na het opstellen van dat rapport in contact met erflater is gekomen, maakt dat niet anders. Uit het rapport volgt dat erflater lijdt aan geheugenstoornissen en dat te verwachten is dat de wilsbekwaamheid bij progressie van de cognitieve problemen zal verminderen. Dat de geestelijke toestand van erflater gedurende het half jaar dat de notaris erflater heeft gezien en gesproken inderdaad, zoals de notaris aangeeft, niet is verslechterd, is thans niet meer vast te stellen. Dit blijkt niet uit een medische rapportage en het eigen oordeel van de notaris is daartoe, vanwege het gemis aan de nodige kennis op dit gebied, in elk geval niet toereikend.
Het hof is van oordeel dat er voor de notaris voldoende aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater, nu hij aan de ziekte van Alzheimer leed, en dat de zorgvuldigheid gebood om daarnaar nader medisch onderzoek te laten verrichten, zoals het Stappenplan in een dergelijk geval ook voorschrijft. Hierbij is nog van belang dat erflater zelf bereid was om aan een medisch onderzoek mee te werken. Het door de notaris geschetste probleem dat de benaderde artsen niet bereid waren om een oordeel te geven over de wilsbekwaamheid van erflater, had waarschijnlijk door een rechtstreeks verzoek daartoe van erflater zelf kunnen worden opgelost. Gesteld noch gebleken is dat met het opmaken van het testament van erflater spoed was vereist. Het voorgaande brengt met zich dat de klacht gegrond is.
6.4.
Door de Vereniging van Estate Planners in het Notariaat (EPN) en de Vereniging van Indicerende en adviserende Artsen (VIA) is een Protocol Wilsbekwaamheid ontwikkeld, dat in april 2013 is samengevoegd met het Stappenplan. Als gevolg hiervan kunnen bij de VIA aangesloten onafhankelijke artsen de wilsbekwaamheid van een cliënt van de notaris onderzoeken en beoordelen. Sinds het voorjaar van 2013 is het voor een notaris dus veel gemakkelijker om een arts bereid te vinden om de wilsbekwaamheid van een testateur te onderzoeken en hierover een medische verklaring af te geven dan in de periode dat de notaris het testament van erflater opstelde en passeerde.
Het voorgaande en de omstandigheid dat aannemelijk is geworden dat de notaris zich wel degelijk heeft ingespannen om de nodige zorgvuldigheid bij de beoordeling van de geestesgesteldheid van erflater te betrachten, zij het dan ook dat dat niet in een medisch onderzoek heeft geresulteerd, geeft in dit concrete geval aanleiding om aan de notaris geen maatregel op te leggen.
6.5.
Nu het hof tot een andere beslissing komt dan de kamer, zal de beslissing van de kamer worden vernietigd.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht gegrond, maar ziet af van het opleggen van een maatregel.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, C.H.M. van Altena en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2015 door de rolraadsheer.