ECLI:NL:GHAMS:2015:3296

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
13 augustus 2015
Zaaknummer
13/00425
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indeling van temperatuurindicatoren in de douanerechten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder een uitnodiging tot betaling van douanerechten van € 3.058,90 aan de belanghebbende, [X] B.V., vernietigd. De inspecteur had de goederen, temperatuurindicatoren genaamd 'Warm Mark Duo 10C en 34C', ingedeeld onder goederencode 3824, terwijl de belanghebbende betoogde dat deze onder GN-post 3822, als reageermiddelen voor diagnose, moesten worden ingedeeld. De rechtbank oordeelde dat de goederen als reageermiddelen voor diagnose moesten worden ingedeeld, maar de inspecteur ging in hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 maart 2015 hebben beide partijen aangegeven niet te verschijnen, wat het Hof opvatte als toestemming om zonder zitting te beslissen. Het Hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld en heeft de relevante juridische bepalingen en eerdere jurisprudentie in overweging genomen. Het Hof concludeert dat de temperatuurindicatoren niet voldoen aan de definitie van reageermiddelen voor diagnose, zoals bedoeld in GN-post 3822. De producten zijn bedoeld om temperatuurverschillen aan te geven en evalueren geen biochemische processen. Het Hof volgt de eerdere uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die bevestigde dat dergelijke producten niet onder de categorie reageermiddelen vallen.

Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de inspecteur gegrond. De kosten van de procedure worden niet toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 april 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 13/00425
30 april 2015
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/2883 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] B.V.te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur.

1..Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft op 4 december 2011 aan belanghebbende een uitnodiging tot
betaling (hierna: UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 3.058,90 aan douanerechten.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2012 heeft de inspecteur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. Bij uitspraak van 17 juni 2013 heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de onder 1 genoemde utb en de uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944;
  • bepaalt dat verweerder de griffiekosten van € 310 aan eiseres vergoedt.”
1.4.
Het door de inspecteur tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 25 juli 2013. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het Hof heeft partijen uitgenodigd te verschijnen voor een mondelinge behandeling van het hoger beroep op 24 maart 2015. Namens belanghebbende is schriftelijk medegedeeld dat daar niemand zal verschijnen. Vervolgens heeft de inspecteur eveneens medegedeeld dat hij niet zal verschijnen. Het Hof heeft deze brieven opgevat als toestemming tot het achterwege blijven van een zitting, waarna het Hof het onderzoek heeft gesloten.

2..Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld:
“2.1. Op 4 december 2011 heeft eiseres aangifte ten invoer gedaan van goederen met de goederencode 3824 90 97 van de gecombineerde nomenclatuur (GN). De goederen zijn in de aangifte omschreven als chemische producten en preparaten van chemische of aanverwante industrieën inclusief mengsels van natuurlijke producten. Op de bij de aangifte behorende factuur zijn de goederen omschreven als “WARM MARK Duo 10C and 34C” en “WarmMark Duo - Euro”.
2.2.
Tot de stukken van het geding behoort de uitslag van het monsteronderzoek van het douanelaboratorium van 26 juni 2008. Het onderzochte product is een temperatuurindicator (WarmMark). Dit product is identiek aan de onder 2.1 genoemde goederen en werd eveneens door eiseres ingevoerd. De uitslag van het monsteronderzoek vermeldt het volgende:
“Bij onderzoek bevonden:
Strips, bevattende een kleurloos mengsel van chemicaliën in vaste vorm, voorzien van een plakstrip en beschermfolie. Na verwijderen van de folie wordt de strip verticaal op een artikel geplakt. Als het betreffende artikel wordt blootgesteld aan een bepaalde temperatuur of hoger, smelt de stof en kleurt rood. Na verloop van enkele uren zakt de vloeistof uit, waardoor achtereenvolgens drie kijkvensters rood kleuren. Hieruit kan een indicatie verkregen worden hoe lang het artikel aan een te hoge temperatuur is blootgesteld.
Beschouwing ten aanzien van de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur:
HDe strip is geen thermometer, bedoeld in post 9025, en evenmin een elektrisch signaaltoestel, bedoeld in post 8531. De strips hebben qua gebruik een zekere verwantschap met de segerkegels, silicagel, gekleurd met kobaltzouten en de artikelen waarbij het lichteffect wordt teweeggebracht door het verschijnsel van luminescentie. In deze voorbeelden is er eveneens sprake van chemicaliën in een buisje die onder bepaalde omstandigheden met elkaar reageren. Vanwege de overeenkomsten met de bovengenoemde artikelen, omschreven in de GS-toelichting op post 3824, punten B 25, 27 resp. 34, wordt geadviseerd de strips in te delen in de onderstaande goederencode.
Advies goederencode: 3824.9097.”
2.2.
Nu tegen deze feitenvaststelling geen bezwaren zijn ingebracht zal ook het Hof van die feiten uitgaan.

3. Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft omtrent het geschil het volgende overwogen:
“5.1. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven.
De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie (WDO) uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
5.2.
Ingevolge de algemene regels voor de interpretatie van de GN wordt de tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken.
5.3.1.
Blijkens de IDR-toelichting bij post 3822 kunnen bereide reageermiddelen voor diagnose onder deze post worden ingedeeld indien ze worden gebruikt in medische, veeartsenijkundige, wetenschappelijke of industriële laboratoria, in ziekenhuizen, in de industrie, op het veld of in bepaalde gevallen thuis. Eiseres heeft niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld dat de goederen vooral worden gebruikt door bedrijven in de medische en farmaceutische industrie bij geconditioneerd vervoer van voornamelijk geneesmiddelen en vaccins en allerlei verschillende medische producten (zoals bijvoorbeeld hartkleppen) waarbij een kritische temperatuurgrens van evident belang is. Hiermee staat vast dat de goederen worden gebruikt in de (medische en farmaceutische) industrie als bedoeld in voornoemde toelichting. De vraag of de goederen ook bereide reageermiddelen voor diagnose zijn, beantwoordt de rechtbank bevestigd. Zoals uit de onder 2.2 opgenomen omschrijving blijkt, zijn de goederen aan te merken als een reageermiddel op een drager, hetgeen volgens vorengenoemde toelichting een bereid reageermiddel is. Het begrip diagnose beperkt de rechtbank, anders dan verweerder, niet tot de geneeskunst. Het hier bedoelde begrip diagnose heeft ook buiten de geneeskunst betekenis. Dit blijkt uit de toelichting waarin ook naar het gebruik in de industrie en op het veld wordt verwezen. In algemene zin betekent het stellen van een diagnose de kunst, techniek of handeling om van een optredend verschijnsel de oorzaak vast te stellen die dat verschijnsel tot gevolg heeft. Het optredende verschijnsel is hier dat het reageermiddel uitzakt en vakjes kleurt. De oorzaak die dit verschijnsel tot gevolg heeft is dat een temperatuurdrempel is overschreden gedurende een bepaalde tijd. Het gebruik van de strips om te onderzoeken of al dan niet de conclusie kan worden getrokken dat een temperatuurdrempel is overschreden gedurende een bepaalde tijd rechtvaardigt de conclusie dat het goed een bereid reageermiddel voor diagnose is. Een vergelijking kan worden gemaakt met het gebruik van een zwangerschapstest. Indien het optredende verschijnsel een verkleuring op de teststrip (bereide reageermiddel) is, dan is de oorzaak die dit verschijnsel tot gevolg heeft de aanwezigheid van een zwangerschapshormoon in de urine.
5.3.2.
Eiseres heeft niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld dat de goederen identiek zijn aan de ‘Cold Chain Monitor’ van het merk [B] . Laatstbedoelde goederen zijn door de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) en Unesco erkend als gecertificeerde ‘Cold Chain Monitors’. Eiseres heeft niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld dat de goederen, die door dezelfde fabrikant worden gemaakt, ook door de WHO worden geaccepteerd. De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Van de ‘Cold Chain Monitors’ heeft eiseres de certificering overgelegd. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan het door eiseres geleverde bewijs en acht het daarom mogelijk dat de goederen ook kunnen worden aangemerkt als gecertificeerde referentiematerialen welke eveneens moeten worden ingedeeld onder post 3822.
5.3.3.
Verweerder beroept zich op het onder 4 genoemde ‘statement’. Volgens verweerder is het ‘statement’ een conclusie van het Comité Douanewetboek, als bedoeld in artikel 247 van het Communautair Douanewetboek. De conclusie wordt gepubliceerd in het verslag van de vergadering van het Comité en wordt opgenomen op de website van de EU. De lidstaten zijn gehouden uitvoering te geven aan het statement. In Nederland wordt het statement opgenomen in het Gebruikstarief dat op de website van de douane wordt gepubliceerd, onder het kopje Tariferingen. Onder dit kopje zijn verschillende rechtsfiguren opgenomen, zoals de wettelijk bepalende indelingsverordeningen, indelingsadviezen of -beslissingen. Deze kunnen afkomstig zijn van de WDO, de EU, of nationaal zijn. Ook zijn er tariferingen die een verkorte weergave zijn van belangrijke arresten en uitspraken. Het beroep van verweerder op dit statement faalt. Uit voorgaande blijkt dat het statement slechts een hulpmiddel is bij de indeling van goederen in het tarief. Het statement is niet wettelijk bepalend. Wettelijk bepalend is de bewoording van de post. Het statement ziet bovendien op een ander goed dan de onderhavige. Het in het statement genoemde goed heeft als eigenschap dat er altijd een reactie optreedt. Dat is bij de onderhavige goederen niet het geval.
5.3.4.
De indeling die verweerder voorstaat, post 3824: “(…) chemische producten en preparaten van de chemische of aanverwante industrieën (…), elders genoemd noch elders onder begrepen” is ook van toepassing, maar is een algemene sluitpost. Nu post 3822 van toepassing is, gaat de laatstgenoemde, meer specifieke post voor.”

4..Toepasselijke bepalingen

4.1.
Hoofdstuk 38 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) draagt het opschrift: “Diverse producten van de chemische industrie”.
4.2.
GN-post 3822 luidt als volgt:
“Reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, op een drager, alsmede bereide reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, al dan niet op een drager, andere dan die bedoeld bij post 3002 of 3006; gecertificeerde referentiematerialen”.
4.3.
De goederen die in GN-post 3822 zijn ingedeeld, zijn vrijgesteld van douanerechten.
4.4.
GN-post 3824 is als volgt geformuleerd:
“Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en
preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van
natuurlijke producten daaronder begrepen”.
4.5.
Post onderverdeling 3824 90 97 is een restonderverdeling die de producten omvat die niet elders zijn genoemd of elders onder begrepen zijn. Voor de goederen die onder die postonderverdeling vallen, geldt een douanerecht van 6,5%.
4.6.
De GS-toelichting op post 3822 luist als volgt:
“Deze post omvat reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik op een drager en bereide reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, met uitzondering van reageermiddelen voor diagnose bedoeld bij post 30.02, reageermiddelen bestemd om aan de patiënt te worden toegediend en reageermiddelen voor het bepalen van bloedgroepen of van bloedfactoren, bedoeld bij post 30.06. De post omvat eveneens gecertificeerde referentiematerialen. Reageermiddelen voor diagnose worden gebruikt bij de evaluatie van fysische, biofysische of biochemische processen en toestanden bij dieren en bij mensen. Hun functies steunen op een meetbare of waarneembare verandering van hun samenstellende biologische of chemische bestanddelen. De bereide reageermiddelen voor diagnose bedoeld bij deze post kunnen een functie hebben die analoog is aan die van reageermiddelen bestemd om aan de patiënt te worden toegediend (onderverdeling 3006.30) met dat verschil dat zij worden gebruikt in vitro, eerder dan in vivo. Bereide reageermiddelen voor laboratoriumgebruik omvatten niet alleen reageermiddelen voor diagnose, maar ook andere analytische reageermiddelen gebruikt voor andere doeleinden dan detectie of diagnose. Bereide reageermiddelen voor laboratoriumgebruik en voor diagnose kunnen worden gebruikt in medische, veeartsenijkundige, wetenschappelijke of industriële laboratoria, in ziekenhuizen, in de industrie, op het veld of in bepaalde gevallen thuis.
Reageermiddelen bedoeld bij deze post worden aangeboden zowel op een drager, als in de vorm van bereidingen en in dat laatste geval bestaan zij uit meer dan één bestanddeel. Zij kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een intentioneel mengsel van twee of meer reageermiddelen of uit één enkel reageermiddel opgelost in een ander oplosmiddel dan water. Zij kunnen ook voorkomen in de vorm van papier, kunststof of andere stoffen (gebruikt als onderlaag of als drager), geïmpregneerd of bedekt met een of meer reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, zoals lakmoes-, zuurtegraad of poolreageerpapier of als vooraf met een deklaag beklede plaatjes voor immunologische testen. De reageermiddelen bedoeld bij deze post kunnen ook zijn opgemaakt in de vorm van kits, bestaande uit verschillende bestanddelen ook indien een of meer van die bestanddelen geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen zijn bedoeld bij hoofdstuk 28 of bij hoofdstuk 29, synthetische kleurstoffen bedoeld bij post 32.04 of elke andere stof die, indien afzonderlijk aangeboden, in een andere post zou worden ingedeeld. Voorbeelden van dergelijke kits zij die voor het bepalen van de aanwezigheid van glucose in het bloed, van ketonen in urine, enz. en die op basis van enzymen. Diagnostische kits die echter het wezenlijke karakter vertonen van producten bedoeld bij de posten 30.02 of 30.06 (bijvoorbeeld die op basis van monoclonale of polyclonale antilichamen) zijn uitgezonderd.
De reageermiddelen bedoeld bij deze post moeten duidelijk herkenbaar zijn als zijnde bestemd om enkel te worden gebruikt als reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik. Dit moet duidelijk blijken uit hun samenstelling, uit de etikettering, uit aanwijzingen voor het gebruik in vitro of voor laboratoriumgebruik, uit de aanduiding van de specifieke diagnostische test die zal worden uitgevoerd of uit de fysische vorm waarin zij worden aangeboden (bijvoorbeeld op een onderlaag of op een drager).
Met uitzondering van de producten van hoofdstuk 28 of 29, heeft post 3822 voor de indeling van gecertificeerde referentiematerialen voorrang boven alle andere posten van de nomenclatuur.
(…)”.

5..Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1.
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende de temperatuurindicatoren ‘Warm Mark Duo 10C en 34C’ terecht heeft aangegeven met goederencode 3824 90 97 als producten van de chemische industrie, zoals de inspecteur bepleit, dan wel had moeten aangeven onder GN-post 3822, als reageermiddelen voor diagnose en voor laboratoriumgebruik, zoals belanghebbende voorstaat.
5.2.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

6..Beoordeling van het geschil

6.1.
Met betrekking tot het in geding zijnde product “Warm Mark” is in Duitsland een gerechtelijke procedure gevoerd, waarbij het Finanzgericht Hamburg te Duitsland krachtens artikel 267 VwEU een verzoek om een prejudiciële beslissing heeft ingediend bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie EU).
6.2.
Het Hof van Justitie EU heeft bij arrest van 9 oktober 2014, zaak C-541/13, (Douane Adiesbureau Rietveld), op de prejudiciële vraag van het Finanzgericht Hamburg als volgt geantwoord:
“(…)
9 Rietveld heeft bij het Hauptzollamt Hannover een verzoek ingediend om een bindende tariefinlichting voor de producten aan de orde in het hoofdgeding. Met dit verzoek werd beoogd bevestiging te krijgen dat deze producten onder GN-post 3822 vielen.
10 Die producten zijn eenmalig te gebruiken temperatuurindicatoren die door een kleurverandering onomkeerbaar aantonen of een hogere of lagere temperatuur dan een bepaalde drempel is bereikt (hierna: „responstemperatuur”). Zij kunnen op voor temperatuurverschillen gevoelige goederen worden geplakt, zoals vaccins of farmaceutische en chemische producten, teneinde de temperatuurcondities waaraan deze producten tijdens hun opslag of vervoer waren blootgesteld, te controleren. Er zijn verscheidene versies van het product beschikbaar, met verschillende responstemperaturen. Bepaalde versies kunnen aanwijzingen verschaffen over de duur van de blootstelling aan die temperaturen.
11 Het zogeheten product „WarmMark” bestaat schematisch uit twee door een kleurloze folie van elkaar gescheiden papierstroken met een papieren omhulsel. De onderste papierstrook is doordrenkt met een rode substantie en is van buitenaf niet zichtbaar. De bovenste papierstrook is wit en is van buitenaf door kleine folievensters in de papieromhulling zichtbaar. Wanneer de scheidingsfolie wordt verwijderd, komen de twee papierstroken met elkaar in direct contact. Wanneer de responstemperatuur wordt bereikt of overschreden, verplaatst de rode substantie, die vloeibaar wordt bij een temperatuur die identiek is aan de responstemperatuur, zich door de capillaire werking en verkleurt deze aldus de witte strook. Door het folievenster heen kan dan worden afgelezen of de responstemperatuur was bereikt. De mate van roodverkleuring verschaft aanwijzingen over de duur van de blootstelling aan de responstemperatuur.
(…)
23 In casu zijn de in het hoofdgeding aan de orde zijnde producten bestemd om te worden gebruikt als temperatuurindicatoren. Deze producten hebben als functie om, nadat zij op voor temperatuurverschillen bijzonder gevoelige goederen zijn geplakt, aan te duiden of die goederen tijdens het vervoer of de opslag ervan blootgesteld zijn geweest aan een vooraf bepaald temperatuurniveau.
24 De producten aan de orde in het hoofdgeding worden noch in de tekst van de GN-post 3822, noch in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken van de GN uitdrukkelijk vermeld. De tekst van GN-post 3822 betreft immers met name „reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, op een drager, alsmede bereide reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik”.
25 Volgens de GS-toelichting die betrekking heeft op post 3822, omvat deze post verschillende typen reageermiddelen, te weten reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik.
26 Wat de reageermiddelen voor diagnose betreft, blijkt uit die toelichting dat zij worden gebruikt bij de evaluatie van fysische, biofysische of biochemische processen en toestanden bij dieren en bij mensen en dat hun functies op een meetbare of waarneembare verandering van hun samenstellende biologische of chemische bestanddelen berusten (zie in die zin arrest Sysmex Europe, EU:C:2014:2097, punt 34).
27 In dit verband moet worden vastgesteld dat de producten aan de orde in het hoofdgeding, gelet op hun objectieve kenmerken en eigenschappen alsmede hun bestemming, niet binnen de categorie van reageermiddelen voor diagnose vallen.
28 Ten eerste blijkt immers uit de door de verwijzende rechter gegeven omschrijving dat deze producten, hoewel zij kunnen worden gebruikt bij het vervoer en de opslag van producten van biologische oorsprong, zoals bloed, nooit – direct dan wel indirect – een reactie aangaan daarmee.
29 Ten tweede worden de producten aan de orde in het hoofdgeding niet gebruikt voor de evaluatie van fysische, biofysische of biochemische processen en toestanden bij dieren of bij mensen. Deze producten zijn immers indicatoren voor de luchttemperatuur en evalueren niet dergelijke processen of toestanden.
30 Ten derde berust de functie van de producten aan de orde in het hoofdgeding niet op een verandering van de stoffen waaruit zij bestaan, als gevolg van een reactie met de producten waarop zij bestemd zijn te worden gebruikt, ongeacht de aard van die reactie.
31 Gelet op het voorgaande vallen de producten aan de orde in het hoofdgeding niet in de categorie van reageermiddelen voor diagnose in de zin van GN-post 3822.
32 Dezelfde slotsom gaat op voor reageermiddelen voor laboratoriumgebruik. De GS-toelichting op post 3822 laat niet de opvatting toe dat een reageermiddel voor laboratoriumgebruik, anders dan een reageermiddel voor diagnose, onder deze post zou kunnen vallen zonder dat de functie ervan berust op een verandering van de stoffen waaruit het bestaat, ten gevolge van een reactie met de producten waarop het bestemd is te worden gebruikt.
33 Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat GN-post 3822 betreffende reageermiddelen voor diagnose en voor laboratoriumgebruik in die zin moet worden uitgelegd dat temperatuurindicatoren, zoals de producten aan de orde in het hoofdgeding, die door een kleurverandering als gevolg van de variatie in het volume van de vloeistoffen die zij bevatten, onomkeerbaar aanduiden of een responstemperatuur was bereikt, niet onder deze post vallen.(…)”
6.3.
Uit de stukken van het geding volgt dat de ingevoerde producten Warm Mark Duo 10C en 34C dezelfde zijn als het product ‘WarmMark’ waarover het Hof van Justitie EU de prejudiciële vragen betreffende de indeling in de GN beantwoordt. Onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie EU oordeelt het Hof dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de in geding zijnde producten dienen te worden ingedeeld onder post 3822. Naar het oordeel van het Hof is de door de inspecteur voorgestane post, post 3824, de juiste en is het gelijk aan de zijde van de inspecteur.
Slotsom
6.4.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

7..Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8..Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. E. Polak, voorzitter, E.M. Vrouwenvelder en B.A. van Brummelen, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. N.A.J. den Ouden als griffier. De beslissing is op 30 april 2015 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.