Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak hebben klagers, erfgenamen van [X], een klacht ingediend tegen de notaris wegens onzorgvuldig handelen. De klacht betreft het niet raadplegen van de klagers over de inschrijving van een afschrift van de verklaring van erfrecht in de openbare registers. De moeder van klagers, [X], overleed op 8 november 2010 en had bij testament over haar nalatenschap beschikt. Klagers en hun zus [Y] zijn erfgenamen, waarbij klager 3 ook als executeur is benoemd. De notaris heeft op 19 juni 2013 in opdracht van [Y] een verklaring van erfrecht opgemaakt en ingeschreven. Klagers stellen dat de notaris hen had moeten raadplegen voordat deze inschrijving plaatsvond. Het hof heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat de notaris niet verplicht was om de klagers te consulteren. De notaris had de opdracht van [Y] om de verklaring van erfrecht in te schrijven, en dit was niet uitsluitend voorbehouden aan de executeur of gezamenlijk handelende erfgenamen. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer voor het notariaat, die eerder de klacht ongegrond had verklaard. De notaris heeft zijn ministerie terecht verleend en het hof oordeelt dat het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat de notaris geen contact heeft opgenomen met de klagers.