ECLI:NL:GHAMS:2015:3234

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2015
Publicatiedatum
7 augustus 2015
Zaaknummer
200.158.426/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling vergoeding onderzoeker in enquêterechtelijke procedure

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 6 augustus 2015, wordt de vergoeding van de onderzoeker vastgesteld in een enquêterechtelijke procedure. De zaak betreft een verzoek van [A], wonende te [....], tegen de besloten vennootschap H.R.C. HOLDING B.V., gevestigd te Amsterdam. De Ondernemingskamer heeft eerder in deze procedure, met beschikkingen van 25 november 2014, 3 december 2014, 25 maart 2015 en 24 juli 2015, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van H.R.C. HOLDING B.V. en de kosten van dit onderzoek vastgesteld op € 23.500 (exclusief btw). Mr. E. Hammerstein is aangewezen als onderzoeker.

De onderzoeker heeft op 23 juli 2015 een verslag van het onderzoek ingediend, waarin een totaalbedrag van € 19.056,07 in rekening is gebracht voor de verrichte werkzaamheden. De Ondernemingskamer heeft in haar beschikking van 24 juli 2015 bepaald dat het verslag ter inzage ligt voor belanghebbenden en partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vergoeding van de onderzoeker. Van de advocaten van partijen is echter geen reactie ontvangen.

De Ondernemingskamer heeft in haar beslissing geoordeeld dat de in rekening gebrachte vergoeding het vastgestelde budget niet overschrijdt en dat er geen bezwaren zijn aangevoerd tegen de hoogte van de vergoeding. De vergoeding wordt daarom vastgesteld op € 19.056,07, exclusief omzetbelasting, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing is genomen door de voorzitter en de raadsheren van de Ondernemingskamer, in aanwezigheid van de griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.158.426/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 6 augustus 2015
inzake
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. E.F. Renes, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.R.C. HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaat: voorheen mr. J. van Embden, kantoorhoudende te Amstelveen, thans
zonder advocaat.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 25 november 2014, 3 december 2014 ,25 maart 2015 en 24 juli 2015 in deze zaak.
1.2
Bij de beschikkingen van 25 november 2014, 3 december 2014 en 25 maart 2015 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van HRC Holding B.V. bevolen, het bedrag dat het onderzoek mag kosten – na een kostenverhoging – vastgesteld op € 23.500 (exclusief btw) en mr. E. Hammerstein aangewezen als onderzoeker.
1.3
Bij brief van 23 juli 2015 heeft de onderzoeker het verslag van het in 1.2 bedoelde onderzoek aan de Ondernemingskamer doen toekomen. Voorts heeft de onderzoeker bij e-mail van 24 juli 2013 een urenspecificatie van alle in deze zaak verrichtte werkzaamheden met betrekking tot het onderzoek en de declaraties overgelegd. In totaal is een bedrag van € 19.056,07 in rekening gebracht.
1.4
Bij de beschikking van 24 juli 2015 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het verslag van de onderzoeker ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden. Voorts heeft de Ondernemingskamer in die beschikking partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vergoeding van de onderzoeker.
1.5
Van (de advocaten van) partijen is daarop niet vernomen.

2.De gronden van de beslissing

De in rekening gebrachte vergoeding overschrijdt het vastgestelde budget niet. Er zijn voorts geen bezwaren aangevoerd. De vergoeding komt de Ondernemingskamer ook niet onredelijk voor. De Ondernemingskamer zal daarom de vergoeding van de onderzoeker - overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 BW - bepalen als hierna te vermelden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt de vergoeding van de onderzoeker op € 19.056,07, de verschuldigde omzetbelasting daaronder niet begrepen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. M.M.M. Tillema raadsheren, en E.R. Bunt en H. de Munnik, raden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.J. Zevenhuijzen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 6 augustus 2015.