In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de eigenwoningschuld en de aftrekbaarheid van hypotheekrente van belanghebbende, die in 2005 een appartement heeft gekocht. De belanghebbende, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.N.N. Jansen, had in eerdere procedures bij de rechtbank Noord-Holland bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) voor de jaren 2008, 2009 en 2010. De inspecteur van de Belastingdienst had de eigenwoningschuld vastgesteld op € 203.600, terwijl de belanghebbende stelde dat deze hoger zou moeten zijn, gebaseerd op een hypothecaire lening van CHF 576.214 die door haar vader was afgesloten en die zij had overgenomen. De rechtbank had in haar uitspraak de aanslag voor 2008 gegrond verklaard, maar de aanslagen voor 2009 en 2010 ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft het Hof de feiten en argumenten van beide partijen opnieuw beoordeeld. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende er niet in was geslaagd aannemelijk te maken dat de eigenwoningschuld hoger was dan door de inspecteur vastgesteld. De stelling dat de hypothecaire lening in Zwitserse franken was aangegaan en dat de hypotheekrente in die valuta was betaald, werd door het Hof niet onderbouwd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.