ECLI:NL:GHAMS:2015:3214

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
200.162.885-01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarder wegens onzorgvuldig handelen en omzeilen van beslagverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. Klager, die als bewindvoerder was aangesteld, verwijt de gerechtsdeurwaarder dat zij onder druk van een beslaglegging een machtiging heeft laten ondertekenen door [x], terwijl de gerechtsdeurwaarder op de hoogte was van het beschermingsbewind. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder willens en wetens heeft geprobeerd het beslagverbod op de kinderbijslag te omzeilen en dat zij heeft geweigerd om een kopie van de machtiging aan klager te verstrekken, wat zou wijzen op een poging om het proces te frustreren.

Het hof heeft de klacht van klager gedeeltelijk gegrond verklaard. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door de machtiging te laten ondertekenen zonder voldoende informatie over het bewind te hebben. De gerechtsdeurwaarder had verder moeten doorvragen naar de aard van het bewind, vooral omdat zij telefonisch contact had met klager. Het hof heeft echter niet kunnen vaststellen dat de gerechtsdeurwaarder druk heeft uitgeoefend op [x] om de machtiging te ondertekenen.

De klacht met betrekking tot het omzeilen van het beslagverbod en het niet verstrekken van een kopie van de machtiging is ongegrond verklaard. Gezien de ernst van het handelen van de gerechtsdeurwaarder heeft het hof de maatregel van berisping opgelegd. De eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders is vernietigd, en het hof heeft de klacht met betrekking tot de machtiging gegrond verklaard, terwijl de overige klachten ongegrond zijn verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.162.885/01 GDW
nummer eerste aanleg : 53.2014
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 juli 2015
inzake
[appellante] ,
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
appellante,
gemachtigde: M. Bruijnes-Vierstraete,
tegen
[geïntimeerde] ,
kantoorhoudend te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 15 januari 2015 een beroepschrift
- met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 16 december 2014 (ECLI:NL:TGDKG:2014:234). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) gegrond verklaard en aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd, zulks met de aanzegging dat, indien andermaal door haar een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, oplegging van een geldboete van de derde categorie zal worden overwogen.
1.2.
Klager heeft een verweerschrift bij het hof ingediend, ter griffie van het hof ontvangen op 18 februari 2015.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 30 april 2015. Klager is met kennisgeving niet verschenen. De gerechtsdeurwaarder en haar gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Bij beschikking van 12 april 2013 heeft de kantonrechter in de rechtbank Overijssel een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [x] (hierna: [x] ). Hierbij is klager tot bewindvoerder benoemd.
3.2.2.
Bij brief van 24 juli 2013 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder klager in zijn hoedanigheid van bewindvoerder aangeschreven over een bij dat kantoor in behandeling zijnde vordering op [x] .
3.2.3.
Met betrekking tot vorenbedoelde vordering heeft de gerechtsdeurwaarder op 3 december 2013 ten laste van [x] een beslagpoging roerende zaken ondernomen. Die beslaglegging heeft vanwege het ontbreken van zaken met enige waarde geen doorgang gevonden. De gerechtsdeurwaarder is ter plaatse met [x] een regeling overeengekomen. [x] heeft een machtiging afgegeven voor inhouding van de kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (de SVB) en betaling van de ingehouden gelden aan het gerechtsdeurwaarderskantoor. Deze machtiging heeft de gerechtsdeurwaarder aan de SVB doen toekomen.
3.2.4.
Op 12 december 2013 heeft de SVB aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zij geen uitvoering kon geven aan de op 3 december 2013 afgegeven machtiging omdat [x] handelingsonbekwaam was en de kinderbijslag niet door [x] was aangevraagd.

4.Het standpunt van klager

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende.
i. De gerechtsdeurwaarder heeft onder druk van een beslaglegging [x] de machtiging laten ondertekenen, terwijl zij op de hoogte was van het beschermingsbewind.
ii. De gerechtsdeurwaarder heeft door dat te doen bovendien willens en wetens getracht het beslagverbod op de kinderbijslag te omzeilen.
iii. De gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd om een kopie van de door [x] ondertekende machtiging aan klager te verstrekken. Hiermee heeft de gerechtsdeurwaarder bewust geprobeerd om het proces te frustreren.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Haar standpunt wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat zij bij de beslagpoging op 3 december 2013 werd overrompeld door [x] en de onvrede die [x] uitte over het handelen van de bewindvoerder. De gerechtsdeurwaarder was in de veronderstelling dat het ging om een bewind in de vorm van schuldhulpverlening. Het hof rekent het de gerechtsdeurwaarder aan dat zij, zoals zij heeft gesteld, zich heeft laten meevoeren door de situatie ter plaatse en niet verder heeft doorgevraagd naar de aard van het bewind. Van een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder mag immers een zakelijke houding worden verwacht. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder op dat moment telefonisch contact met klager opgenomen. Het hof acht het onbegrijpelijk dat de gerechtsdeurwaarder toen geen nadere vragen heeft gesteld over het bewind. Dat de gerechtsdeurwaarder zonder te beschikken over de relevante informatie over het bewind ervoor heeft gekozen [x] de machtiging te laten ondertekenen, is onzorgvuldig. In zoverre zal dit klachtonderdeel gegrond worden verklaard. Mede op grond van de uitleg die de gerechtsdeurwaarder ter zitting in hoger beroep heeft gegeven over de gang van zaken op 3 december 2013 is het hof echter van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de gerechtsdeurwaarder druk op [x] heeft uitgeoefend. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [x] ten tijde van het huisbezoek werd terzijde gestaan door een maatschappelijk werker.
Klachtonderdeel ii.
6.2.
Wanneer wordt geabstraheerd van het feit dat [x] onder bewind stond, kan niet worden gezegd dat de gerechtsdeurwaarder door met haar een regeling te treffen met betrekking tot de kinderbijslag, zich heeft schuldig gemaakt aan een poging het beslagverbod op kinderbijslag te omzeilen. Het staat een schuldenaar immers vrij daarover zelf een betalingsregeling te treffen en van oneigenlijke druk om daartoe over te gaan is geenszins gebleken. Dit klachtonderdeel wordt dan ook ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel iii.
6.3.
Het hof gaat, met de kamer, ervan uit dat de gerechtsdeurwaarder, zoals zij stelt, niet meer beschikte over (een kopie van) de door [x] afgegeven machtiging. Aldus is niet aannemelijk geworden dat de gerechtsdeurwaarder bewust heeft geprobeerd “het proces” te frustreren. Het enkele feit dat de gerechtsdeurwaarder geen kopie heeft bewaard van de door [x] getekende machtiging acht het hof niet dermate ernstig dat de gerechtsdeurwaarder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.
6.4.
Ten aanzien van het gegrond verklaarde onderdeel van de klacht acht het hof, gelet op de ernst van het handelen van de gerechtsdeurwaarder, de maatregel van berisping passend en geboden.
6.5.
Nu het hof tot een andere beslissing komt dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven en zal deze beslissing worden vernietigd.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht met betrekking tot het laten ondertekenen van de machtiging door [x] (zoals weergegeven in rechtsoverweging 6.1.) gegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.D.R.M. Boumans en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2015 door de rolraadsheer.