Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ATRADIUS CREDIT INSURANCE N.V.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft Atradius Credit Insurance N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, gewezen op 11 februari 2015. De rechtbank had in die zaak [geïntimeerde] als eiseres en Ed. Züblin Aktiengesellschaft en Atradius als gedaagden. Atradius heeft bij dagvaarding van 13 april 2015 de procedure in hoger beroep gestart en daarbij één grief geformuleerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd zoals vermeld in de memorie van grieven. Tevens heeft Atradius gevorderd om de onderhavige zaak te voegen met een andere aanhangige zaak bij het hof, met zaaknummer 200.169.918/01, waarin Züblin als appellante en [geïntimeerde] als geïntimeerde optreedt.
[geïntimeerde] heeft in zijn memorie van antwoord in het incident zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof heeft vervolgens de zaak beoordeeld en vastgesteld dat aan de eisen van artikel 222 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt voldaan, waardoor de voeging van de zaken gerechtvaardigd is. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 15 september 2015 voor het nemen van een memorie van antwoord door [geïntimeerde]. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2015 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam, bestaande uit de rechters C.C. Meijer, J.C.W. Rang en J.W. Hoekzema.