Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
[adres]
.De voorgestelde huurverhoging is niet per 1 juli 2012 ingegaan, zodat [geïntimeerde] ook na 1 juli 2012 de voordien geldende huurprijs verschuldigd is, die hij ook heeft voldaan, aldus de kantonrechter. Hetgeen partijen hebben aangevoerd over artikel 10 Uhw e.a. [hof: het toegestane percentage huurverhoging] behoeft volgens de kantonrechter geen bespreking meer. Voor zover [appellant] heeft bedoeld te betogen dat het Nederlandse stelsel van huurprijsbescherming en huurprijsregelgeving in strijd is met artikel 1 van het EP [hof: Eerste Protocol] bij het EVRM of dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde] een beroep doet op artikel 7:252 en 7:253 BW, heeft hij voor die conclusie onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld, aldus nog steeds de kantonrechter (rov 11).
”en niet “
[adres] ”, het huisadres van [geïntimeerde] . Evenmin blijkt uit voormeld bericht dat er voor ontvangst is getekend, hetgeen een voorwaarde is voor uitreiking van een per aangetekende post verzonden brief. Gelet op de (ontbrekende) informatie op het Track & Trace-bericht had het op de weg van [appellant] gelegen zich ervan te vergewissen dat de rappelbrief daadwerkelijk op het huisadres van [geïntimeerde] , [adres] , is aangeboden.
Nu niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] de rappelbrief heeft ontvangen, kan hij niet geacht worden de door [appellant] voorgestelde huurverhoging per 1 juli 2012 met hem te zijn overeengekomen.
Grief 2, waarin [appellant] deze kwestie aan de orde stelt, kan daarom buiten bespreking blijven.