Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Naar aanleiding van uw verzoek om een indicatie vast te stellen van de waardevermindering van uw appartementsrecht [adres] (…), doordat er op het belendende pand ter linkerzijde (nummer [nummer] ,) regelmatig gebruik gemaakt wordt van het dak als terras, bericht ik u het volgende:
grief 1komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter in rov 8 van het tussenvonnis (naar aanleiding van het subsidiaire standpunt van [appellant] ) dat op [geïntimeerde] geen mededelingsplicht rustte ten aanzien van het gebruik van het dak door de buren.
helewaarheid vertelde, aldus [appellant] . De ligging van de dakkapel direct aan het dak van de buren en de directe inkijk wijst volgens [appellant] juist op een mededelingsplicht, gelet op de ongewoon grote privacyinbreuk die gebruik van het dakterras veroorzaakt. Voorts heeft de kantonrechter onbesproken gelaten de essentiële stelling van [appellant] dat de makelaar hem heeft meegedeeld dat de dakkoepels op het dak van de buren niet open konden, terwijl de kantonechter de aanwezigheid van dakkoepels wel ten grondslag heeft gelegd aan haar eindoordeel [in rov 1.7 van het eindvonnis, hof] dat [appellant] zelf nader onderzoek had moeten verrichten, aldus nog steeds [appellant] .
.Ook anderszins blijkt niet uit de getuigenverklaring van [appellant] en/of de overige getuigenverklaringen en/of de overige processtukken dat [appellant] aan [geïntimeerde] kenbaar heeft gemaakt (aan de makelaar bij de bezichtiging en/of aan [geïntimeerde] bij het tekenen van de koopovereenkomst) dat het gebruik van het dakterras voor hem van doorslaggevend belang was bij de bepaling van de prijs voor de aankoop van het appartement. Aangezien niet aan voornoemd kenbaarheidsvereiste is voldaan, kan [appellant] zich niet met succes erop beroepen dat op [geïntimeerde] een mededelingsplicht rustte ter zake het gebruik door de buren van het aan hen toebehorende dak.
zelfgebruik maken van dit dak, aldus [appellant] . [appellant]
heeftgevraagd of de buren gebruik maken van het dak en het antwoord van de makelaar was ontkennend, aldus [appellant] . Ook [C] heeft verklaard dat de makelaar heeft gezegd dat de buren geen gebruik maken van het dak. De verklaring van de makelaar dat hij dat niet zou hebben gezegd, is ongeloofwaardig, aldus nog steeds [appellant] .
grief 3betoogt [appellant] dat de kantonrechter de bewijsopdracht te eng heeft geformuleerd. Gelet op het onder 3.10.1 overwogene dat de mogelijk onjuiste mededeling van de makelaar niet kan leiden tot een geslaagd beroep op dwaling door [appellant] , heeft [appellant] bij deze grief geen belang. Om dezelfde reden komt het hof aan bewijslevering niet toe, reden waarom het bewijsaanbod van [appellant] wordt verworpen.