Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
hof] Daarnaast is de Hogeschool van Amsterdam bereid, als finaal aanbod, de volledige opbouw ouderdomspensioen tot 1 december 2011 voor haar rekening te nemen.”
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. [appellant] was van 20 augustus 1986 tot 1 juni 2006 in dienst bij een rechtsvoorgangster van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) als docent. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst is een vaststellingsovereenkomst getekend, waarin werd afgesproken dat de werkgever de opbouw van het ouderdomspensioen zou voortzetten tot 1 december 2011. [appellant] stelt dat deze overeenkomst moet worden uitgelegd als een voortzetting van de opbouw van het pensioen voor 100%, terwijl HvA aanvoert dat dit voor 50% was. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, waarna hij in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting van 3 april 2015 hebben partijen geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen, maar dit is niet gelukt. Het hof heeft de feiten vastgesteld en beoordeeld dat de uitleg van [appellant] meer gewicht in de schaal legt dan die van HvA. Het hof concludeert dat de overeenkomst inderdaad een volledige voortzetting van de opbouw van het pensioen behelst. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt HvA tot nakoming van de overeenkomst, inclusief de proceskosten van beide instanties. De uitspraak is gedaan op 4 augustus 2015.