ECLI:NL:GHAMS:2015:3038
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders. Klager had op 30 januari 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 19 december 2014, waarin zijn klacht tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond was afgewezen. De kamer had eerder op 6 mei 2014 de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder ook al ongegrond verklaard. Tijdens de openbare zitting op 25 juni 2015 heeft klager zijn standpunt toegelicht, maar het hof oordeelde dat er geen schending was van fundamentele beginselen van een behoorlijke procesorde die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigen. Het hof concludeerde dat klager niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat de bepalingen van de Gerechtsdeurwaarderswet niet aan de Grondwet konden worden getoetst en klager niet aannemelijk had gemaakt dat artikel 39 Gdw in strijd was met het EVRM. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.