Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Geschil en beoordeling
Dit betekent dat de bezwaartermijn is aangevangen op 1 maart 2013. De laatste dag waarbinnen tijdig bezwaar gemaakt kon worden was 11 april 2013.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift van belanghebbende, [X], tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2013 de waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld voor het kalenderjaar 2013. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar door de inspecteur op 7 november 2013 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 15 april 2014, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig, binnen de bezwaartermijn, een bezwaarschrift had ingediend. De bezwaartermijn begon op 1 maart 2013 en eindigde op 11 april 2013. Het bezwaarschrift van belanghebbende werd pas op 5 november 2013 ontvangen, wat buiten deze termijn viel. Belanghebbende had aangevoerd dat hij in het buitenland verbleef, maar het Hof oordeelde dat hij had moeten zorgen voor adequate vertegenwoordiging van zijn belangen in Nederland.
De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.