ECLI:NL:GHAMS:2015:2999

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
17 juli 2015
Zaaknummer
23-002680-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreden verbod verblijf in dealeroverlastgebied door gebrek aan wetenschap van het verbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Somalië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam om zich gedurende drie maanden uit een dealeroverlastgebied te verwijderen. De tenlastelegging betrof een overtreding van artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening, waarbij de verdachte op 17 juni 2014 in het dealeroverlastgebied werd aangetroffen, terwijl hij zich daar niet mocht bevinden.

Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard niet op de hoogte te zijn gesteld van het verbod en dat hij de Nederlandse taal niet begrijpt. Het hof heeft vastgesteld dat het bevel van de burgemeester op 10 juni 2014 was uitgevaardigd en op 11 juni 2014 in dagblad Metro was gepubliceerd. De advocaat-generaal voerde aan dat de verdachte had moeten begrijpen wat er tegen hem was gezegd tijdens zijn verhoor op 23 mei 2014, maar het hof oordeelde dat de publicatie in de krant niet voldoende was om de verdachte adequaat te informeren, gezien zijn taalvaardigheid.

Het hof concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was van het verbod en dat er geen bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet op de overtreding. Daarom werd het vonnis van de politierechter vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof benadrukt de verantwoordelijkheid van de overheid om burgers op een adequate wijze te informeren over belangrijke beslissingen die hen aangaan, vooral wanneer taalbarrières een rol spelen.

Uitspraak

parketnummer: 23-002680-14
datum uitspraak: 7 juli 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-684549-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1982,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juli 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juni 2014 te 00.50 uur te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast), gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich met ingang van 14 juni 2014 te 00.01 uur uit het dealeroverlastgebied DOG 1.1 (Centrum), althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden (tot en met 13 september 2014 te 23.59 uur) niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal volgt dat de verdachte op 23 mei 2014 bij gelegenheid van zijn verhoor als verdachte in het kader van een andere strafzaak door de verhorende verbalisant is medegedeeld dat hij bij de burgemeester van Amsterdam zou worden voorgedragen voor een bevel zich gedurende een periode van drie tot zes maanden niet te bevinden in het dealeroverlastgebied 1.1 te Amsterdam onder de toevoeging dat zo’n voordracht doorgaans door de burgemeester wordt gevolgd. De verdachte heeft daarom geantwoord: “Ok”. De verdachte is bij die gelegenheid voorts door de verbalisant medegedeeld dat, nu geen adres van de verdachte bekend is, het verbod in dagblad Metro en in de Echo zou worden gepubliceerd. Ook is hem medegedeeld dat het niet opgeven van een adres voor zijn risico is. De reactie van de verdachte op deze mededelingen luidde: “Ik heb het begrepen”.
Het onderhavige, op de verdachte betrekking hebbende, bevel van de burgemeester van Amsterdam zich gedurende drie maanden - van 14 juni 2014 tot en met 13 september 2014 - niet op te houden in het dealeroverlastgebied 1.1 is uitgevaardigd op 10 juni 2014.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij niet wist dat hij niet in het dealeroverlastgebied 1.1 mocht komen. Hij heeft er daarbij op gewezen dat hij niet op de hoogte is gesteld van het verbod en dat hij de Nederlandse taal niet begrijpt. Bij die stand van zaken zal de voor een bewezenverklaring vereiste wetenschap uit de stukken van het dossier moeten kunnen volgen.
Uit de stukken van het dossier leidt het hof af dat het voormelde verwijderingsbevel van 10 juni 2014 op 11 juni 2014 is gepubliceerd in dagblad Metro.
Door de advocaat-generaal is aangevoerd dat uit de voormelde antwoorden van de verdachte op de mededelingen die hem zijn gedaan in zijn verhoor op 23 mei 2014 volgt, dat de verdachte begreep wat tegen hem werd gezegd. Het komt voor risico van de verdachte dat hij in Nederland verblijft zonder dat van hem een adres bekend is. De verdachte had door raadpleging van openbare bronnen zich ervan kunnen en moeten vergewissen of een verwijderingsbevel was uitgevaardigd, voordat hij zich in het dealeroverlastgebied begaf. Dat lag op de weg van de verdachte, aldus de advocaat-generaal.
Het hof stelt voorop dat van de overheid gevergd kan worden dat een verwijderingsbevel als het onderhavige, dat uit de aard daarvan beperkingen in de bewegingsvrijheid voor de betrokken burger meebrengt, op deugdelijke wijze aan die burger kenbaar wordt gemaakt. Daarvan is in de onderhavige zaak met de publicatie in dagblad Metro geen sprake, nu de verdachte de Nederlandse taal niet beheerst en niet blijkt dat hij met die publicatie (en de betekenis daarvan) bekend is geworden voordat hij op 17 juni 2014 werd aangehouden in het dealeroverlastgebied 1.1.
Voorts acht het hof het enkele gegeven dat de verdachte mededelingen zijn gedaan omtrent het voornemen van de politie hem voor te dragen voor een gebiedsverbod en over de wijze waarop de beslissing van de burgemeester zou worden bekendgemaakt en dat de verdachte heeft gezegd die mededelingen te hebben begrepen, in het onderhavige geval ontoereikend voor het oordeel dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op overtreding van het nadien daadwerkelijk uitgevaardigde bevel. In dat verband hecht het hof betekenis aan het feit dat de verdachte slechts is aangekondigd dat een voordracht zou volgen, waarvan dus formeel nog geen sprake was, en dat de uitkomst van die voordracht evenmin vaststond. De door de politie ten overstaan van de verdachte op basis van politie-ervaring verwoorde prognose maakt dit oordeel niet anders. Bij die stand van zaken en gelet op de hiervoor genoemde eigen verantwoordelijkheid van de overheid om burgers op een adequate wijze te informeren over verstrekkende beslissingen die hen aangaan, voert het naar het oordeel van het hof te ver het nalaten van het doen van nader onderzoek voor rekening van de verdachte te laten komen, in dier voege dat met dat nalaten het bewijs van het tenlastegelegde opzet zou zijn gegeven.
Nu in het dossier andere aanknopingspunten ontbreken op grond waarvan verdachtes wetenschap van het verwijderingsbevel zou kunnen worden vastgesteld, zal het hof de verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. W.H. van Benthem en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros en S. König, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juli 2015.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.