ECLI:NL:GHAMS:2015:2968

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
200.162.912-01GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtprocedure tegen gerechtsdeurwaarder wegens onzorgvuldig handelen en kosten in rekening brengen

In deze tuchtprocedure heeft klaagster, een cliënt van een gerechtsdeurwaarderskantoor, klachten ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De klachten omvatten onder andere het niet conform afspraak afwikkelen van dossiers, onterecht beslag leggen op het inkomen van een debiteur, vertraagde terugzending van originele exploten en het onzorgvuldig omgaan met stukken van een andere cliënt. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft op 16 december 2014 de klacht op twee onderdelen ongegrond en op twee onderdelen gegrond verklaard, en heeft de gerechtsdeurwaarder berispt. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2015 de beslissing van de kamer vernietigd. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet als beklaagde kan worden aangemerkt voor de klachten over de afwikkeling van dossiers, maar dat de kosten van een mislukte beslaglegging niet op klaagster verhaald mochten worden. Het hof verklaarde klachtonderdeel ii. gegrond, maar legde geen maatregel op. De overige klachtonderdelen werden ongegrond verklaard. De beslissing van de kamer werd in zijn geheel vernietigd, en klaagster werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.162.912/01 GDW
nummers eerste aanleg : 71.2014 en 87.2014
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 14 juli 2015
inzake
[appellante],
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [plaats],
appellante,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
vertegenwoordigd door: [naam].

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 16 januari 2015 een beroepschrift
- met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 16 december 2014 (ECLI:NL:TGDKG:2014:253). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) tegen de gerechtsdeurwaarder op twee onderdelen ongegrond en op twee onderdelen gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd
.
1.2.
Op 10 februari 2015 is een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
Klaagster heeft op 6 maart 2015 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 30 april 2015. De gerechtsdeurwaarder is verschenen. Namens klaagster is [naam] voornoemd verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klaagster en het gerechtsdeurwaarderskantoor zijn een samenwerkingsovereenkomst aangegaan, op grond waarvan het gerechtsdeurwaarderskantoor voor klaagster vorderingen diende te incasseren. In 2012 hebben partijen contact gehad over de gemaakte afspraken met betrekking tot de afwikkeling van dossiers.
3.2.2.
Bij brief van 28 november 2013 heeft een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor uitleg gegeven aan klaagster over de bij haar in rekening gebrachte afwikkelingskosten naar aanleiding van vragen van klaagster hierover in een drietal dossiers.
3.2.3.
Klaagster heeft het gerechtsdeurwaarderskantoor bij e-mails van 31 januari 2014 en
10 februari 2014 verzocht om toezending van (originele) exploten in gesloten dossiers.

4.Het standpunt van klaagster

De klacht valt in de volgende onderdelen uiteen.
i. De dossiers zijn door het gerechtsdeurwaarderskantoor niet conform afspraak afgewikkeld. In dossiers die niet succesvol zijn geïncasseerd, zijn aan klaagster ten onrechte afwikkelingskosten in rekening gebracht.
ii. In een bepaald dossier is onder een onjuiste instantie beslag gelegd op het inkomen (een uitkering) van de desbetreffende debiteur en zijn de daaruit voortvloeiende kosten ten onrechte volledig bij klaagster in rekening gebracht.
iii. Ondanks herhaald verzoek daartoe heeft klaagster eerst na vier maanden originele exploten retour ontvangen. Het eerste (telefonische) verzoek hiertoe dateert van november 2013. Eind februari 2014 heeft klaagster de exploten voor een deel ontvangen.
iv. Bij de uiteindelijk retour ontvangen exploten bevonden zich stukken van een andere cliënt van het gerechtsdeurwaarderskantoor, te weten een aanbiedingsbrief, een grosse van een vonnis en een origineel dagvaardingsexploot. Dit is onzorgvuldig.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

Formeel
6.1.
Het hof volgt het oordeel van de kamer dat het gerechtsdeurwaarderskantoor - gelet op artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet - niet als beklaagde kan worden aangemerkt en dat nu uit het verweerschrift in eerste aanleg blijkt dat de gerechtsdeurwaarder als eindverantwoordelijke voor de met klaagster gemaakte afspraken kan worden aangemerkt, hetgeen ter zitting in hoger beroep is bevestigd, de gerechtsdeurwaarder als beklaagde dient te worden aangemerkt.
6.2.
Klaagster heeft in het inleidend klaagschrift een aantal verzoeken gedaan, te weten
- samengevat weergegeven - te bepalen dat in de dossiers die niet met goed gevolg zijn afgerond geen kosten naast het BTAG-tarief aan klaagster in rekening mochten worden gebracht en het door klaagster onverschuldigd betaalde bedrag aan kosten gerestitueerd dient te worden en verder dat de kosten van het ten onrechte uitgebrachte exploot niet door klaagster behoeven te worden voldaan dan wel dat dit bedrag dient te worden gehalveerd. Voor de behandeling van dergelijke verzoeken is in een tuchtprocedure als de onderhavige geen plaats. Klaagster zal daarom in deze verzoeken niet-ontvankelijk worden verklaard.
Inhoudelijk
Klachtonderdeel i.
6.3.
Met de kamer is het hof van oordeel dat het niet aan de tuchtrechter is om inhoudelijk in te gaan op het tussen partijen bestaande civielrechtelijke geschil over de tussen hen gemaakte afspraken over de in rekening te brengen kosten. De kamer heeft dit klachtonderdeel terecht ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel ii.
6.4.
Niet in geschil is dat de poging beslag te leggen onder de gemeente [naam] is mislukt, doordat deze gemeente (inmiddels) met andere gemeenten tot een nieuwe entiteit was samengevoegd. Het hof is van oordeel dat het op de weg van een gerechtsdeurwaarder ligt om alvorens tot beslaglegging onder een derde over te gaan, te onderzoeken of het beslag wel onder de desbetreffende derde gelegd kan/dient te worden. Gesteld noch gebleken is dat dit onderzoek door het gerechtsdeurwaarderskantoor is verricht. Om die reden had het gerechtsdeurwaarderskantoor de kosten van de beslagpoging niet op klaagster mogen verhalen. Weliswaar zijn, anders dan door klaagster gesteld, de kosten voor de beslagpoging niet volledig, maar voor een (relatief klein) deel bij haar in rekening gebracht, hetgeen blijkt uit de door klaagster overgelegde nota in het desbetreffende dossier (productie 3 bij het inleidend klaagschrift), maar ook dat was onterecht. Hiervan kan de gerechtsdeurwaarder als hiervoor verantwoordelijke binnen de organisatie van het gerechtsdeurwaarderskantoor een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het hof acht deze handelwijze echter niet van dien aard dat hieraan een maatregel dient te worden verbonden.
Klachtonderdeel iii.
6.5.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft betwist dat klaagster herhaaldelijk om toezending van de door klaagster bedoelde exploten heeft verzocht. De exploten zijn op het eerste verzoek van klaagster en daarmee tijdig aan haar geretourneerd. Er heeft herhaaldelijk (telefonisch) contact tussen het gerechtsdeurwaarderskantoor en klaagster plaatsgevonden, maar dat ging niet over toezending van exploten.
6.5.2.
Door het hof kan niet worden vastgesteld dat klaagster het gerechtsdeurwaarderskantoor in november 2013 dan wel in december 2013 telefonisch om toezending van originele exploten heeft verzocht. Verder valt uit de e-mails van klaagster van 31 januari 2014 en 10 februari 2014 niet duidelijk af te leiden op welke exploten uit welke dossiers haar verzoeken zien en evenmin of die verzoeken telkens zien op dezelfde exploten. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting in hoger beroep onweersproken aangevoerd dat in die periode nog dossiers werden gesloten, waarna de originele exploten aan klaagster dienden te worden geretourneerd. Gelet op het voorgaande heeft klaagster naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd op welke exploten uit welke dossiers haar verzoeken in vorenbedoelde e-mails concreet zagen. Daarmee is niet komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder niet tijdig heeft voldaan aan het verzoek van klaagster om terugzending van de door haar bedoelde originele exploten, zodat dit klachtonderdeel ongegrond dient te worden verklaard.
Klachtonderdeel iv.
6.6.
De kamer heeft als volgt overwogen. Het meesturen van stukken die een andere cliënt aangaan is niet zorgvuldig. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat maakt zich daarmee echter niet zonder meer schuldig maakt aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dat kan anders zijn als de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Van dat laatste is hier niet gebleken, aldus nog steeds de kamer, die vervolgens dit klachtonderdeel ongegrond heeft verklaard. Het hof deelt dit oordeel van de kamer en de gronden waarop dit oordeel berust.
6.7.
Het hof komt deels tot een andere beslissing dan de kamer. Omwille van de duidelijkheid zal de beslissing van de kamer in zijn geheel worden vernietigd.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzoeken zoals onder 6.2. weergegeven;
- verklaart de klachtonderdelen i., iii. en iv. ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel ii. gegrond, doch ziet af van het opleggen van een maatregel.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.D.R.M. Boumans en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2015 door de rolraadsheer.