In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland inzake het huurrecht van de voormalig echtelijke woning. De vrouw is op 11 maart 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 24 december 2014, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de man als huurder van de woning werd aangewezen. De vrouw verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van deze beschikking. Tijdens de zitting op 4 juni 2015 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vrouw heeft aangevoerd dat zij slachtoffer is van huiselijk geweld en dat zij psychische ondersteuning nodig heeft, terwijl de man stelt dat hij meer belang heeft bij het huurrecht vanwege zijn psychische problemen en de omgang met zijn kinderen.
Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen. De vrouw heeft aangegeven dat zij in staat is om de huur te betalen en dat zij regelmatig contact heeft met haar kinderen in Turkije. De man heeft echter een verstandelijke beperking en heeft ondersteuning nodig om zelfstandig te kunnen wonen. Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van de man bij het huurrecht zwaarder weegt dan dat van de vrouw, vooral gezien zijn psychische situatie en de noodzaak om een geschikte woonruimte te hebben voor de omgang met zijn kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de vrouw een termijn van drie maanden gegeven om vervangende woonruimte te vinden.