Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat het belang van een voortvarende afwikkeling van de faillissementsboedel curatoren thans noopt tot verkoop van het aluminium over te gaan zonder dat de uitkomst van het geding in de hoofdzaak kan worden afgewacht. Curatoren hebben ter terechtzitting weliswaar betoogd dat Zalco B.V. (de vennootschap waarmee een gedeeltelijke doorstart van de activiteiten van het failliete Zalco is gerealiseerd) belangstelling heeft getoond om het aluminium van curatoren te kopen, maar of hiermee op korte termijn daadwerkelijk een voor de boedel profijtelijke verkoop kan worden gerealiseerd, is door curatoren onvoldoende toegelicht.
Curatoren hebben meegedeeld dat een verkoop aan Zalco B.V. zal geschieden onder de voorwaarde dat in de hoofdzaak is komen vast te staan dat het aluminium roerend is en dat het opeisen en verkopen van het aluminium ex art. 58 lid 1 Fw geen misbruik van bevoegdheid door curatoren oplevert. Volgens curatoren heeft de boedel belang om thans de verkoop van het aluminium aan Zalco B.V. te realiseren omdat dan in ieder geval de verkoopprijs vaststaat en met UTB afspraken over haar vordering ter zake van het bewaren van het aluminium op haar terrein kunnen worden gemaakt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Over de prijs die Zalco B.V. voor het aluminium aan de boedel zou willen betalen en de inhoud van de afspraken die met UTB zouden kunnen worden gemaakt, hebben curatoren geen mededelingen gedaan. UTB is een - naar tussen partijen vaststaat - aan Zalco B.V. gelieerde vennootschap. UTB heeft voor het aluminium ook reeds aan ZSP en NB een koopprijs voldaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is voorshands onvoldoende aannemelijk dat een vennootschap uit dezelfde groep nogmaals een substantiële koopprijs voor het aluminium zou willen betalen. Nu de verkoop aan Zalco B.V. voorts zal geschieden onder de hiervoor vermelde voorwaarden, waarvan mogelijk een waardedrukkend effect zal uitgaan, kan niet zonder meer worden aangenomen dat thans een voor de boedel dermate gunstige verkoop kan worden gerealiseerd dat de uitkomst van de procedure in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht. Glencore heeft zulks bij gebrek aan informatie over de afspraken die door curatoren met Zalco B.V. en UTB zouden kunnen worden gemaakt ook betwist.
Niet is gebleken dat curatoren voordat de mogelijkheid om het aluminium aan Zalco B.V. te verkopen zich aandiende, welke mogelijkheid voor het eerst ter gelegenheid van het pleidooi na vragen van het hof door curatoren ter sprake is gebracht, enige activiteiten hebben ondernomen om tot verkoop van het aluminium te geraken, dit terwijl sedert het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2013 ten tijde van het pleidooi inmiddels 17 maanden waren verstreken. Curatoren hebben meegedeeld dat zij met de verkoop van het aluminium hebben gewacht totdat de rechtbank vonnis in het incident ex art. 223 Rv had gewezen, maar sinds het vonnis van 16 juli 2014 zijn ook al meer dan 9 maanden verstreken.
Curatoren hebben voorts niets ondernomen om de verkoop van het aluminium door ZSP en NB aan UTB te verhinderen, terwijl, naar curatoren hebben betoogd, het aluminium buiten de in r.o. 2.6 genoemde overeenkomst is gehouden.
Curatoren zien zich bovendien, zolang de hoofdzaak loopt, evenals Glencore in een eerder stadium, geconfronteerd met de aanspraken van ZSP, NB en UTB op het aluminium, waardoor het ook voor curatoren praktisch onmogelijk is hangende de hoofdzaak het aluminium onvoorwaardelijk te verkopen en te leveren.
Hoewel nog niet kan worden gezegd of het opeisen en verkopen van het aluminium ex art. 58 lid 1 Fw door curatoren als misbruik van bevoegdheid zal worden aangemerkt, kan dit voorshands ook niet worden uitgesloten. Gelet op een en ander, in onderling verband en samenhang bezien, dient het belang van Glencore om door verkoop van het aluminium niet in een (onomkeerbare) positie te geraken dat zij haar pandrecht niet meer kan executeren te prevaleren boven het belang van curatoren om hangende de hoofdzaak tot verkoop van het aluminium te kunnen overgaan. De door Glencore gevraagde ordemaatregel is bovendien voldoende spoedeisend.
De slotsom is dat de grieven slagen.