ECLI:NL:GHAMS:2015:2855
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Cessie van vordering van financieringsinstelling aan vennootschap op Jersey en onzorgvuldig handelen van de financieringsinstelling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder geoordeeld over een vordering van IDM Finance B.V. op [appellante] in verband met een doorlopend krediet en een hypothecaire lening. [appellante] stelt dat zij na het sluiten van een echtscheidingsconvenant in 2000 bevrijd was van haar verplichtingen uit het krediet, terwijl IDM dit betwist. Het hof constateert dat IDM haar vordering heeft overgedragen aan Hoist Portfolio Holding Ltd. en dat Hoist als partij moet worden aangemerkt in deze procedure. Het hof oordeelt dat de betekening van de cessie aan [appellante] na de dagvaarding in appel heeft plaatsgevonden, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de ontvankelijkheid van de zaak.
Het hof beoordeelt vervolgens de grieven van [appellante] en komt tot de conclusie dat de rechtbank onzorgvuldig heeft gehandeld door de belangen van [appellante] niet in acht te nemen bij het royement van de hypothecaire inschrijving door Albank. Het hof oordeelt dat het onaanvaardbaar is dat IDM (of Hoist) haar vordering in rechte kan opeisen, gezien de omstandigheden van de zaak. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vorderingen van [appellante] toe, met veroordeling van Hoist in de proceskosten. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.