ECLI:NL:GHAMS:2015:2852

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
200.155.977/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over wilsbekwaamheid en geheimhoudingsplicht

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een notaris, ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam. Klager verwijt de notaris dat hij onvoldoende zorg heeft betracht bij het beoordelen van de wilsbekwaamheid van erflaatster, die op 19 oktober 2013 is overleden. Erflaatster had op 19 april 2012 een testament opgesteld, waarbij zij klager en negen anderen tot erfgenamen benoemde en legaten vastlegde. Klager stelt dat de notaris had moeten twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflaatster, gezien haar hoge leeftijd, verblijf in een verzorgingstehuis en fysieke en mentale problemen. De notaris heeft echter betoogd dat hij geen reden had om aan de wilsbekwaamheid van erflaatster te twijfelen, aangezien zij in staat was om haar wensen duidelijk te maken en het testament in volledige vrijheid heeft ondertekend.

Het hof heeft de argumenten van klager en de notaris zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat de notaris voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflaatster en dat hij geen nader onderzoek had hoeven doen. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de notaris geen verwijt kan worden gemaakt over het niet onderzoeken van de functie van legataris [mevrouw Y] en dat hij erflaatster wel degelijk heeft gewezen op de fiscale en familiale gevolgen van de legaten. Het klachtonderdeel over de geheimhoudingsplicht van de notaris is ongegrond verklaard, aangezien de notaris zich terecht op zijn geheimhoudingsplicht heeft beroepen. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.155.977/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2014/5
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 7 juli 2015
inzake
[appellant],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
mr. [notaris],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 16 september 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 18 augustus 2014 (ECLI:NL:TNORSHE:2014:13). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
De notaris heeft een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 19 maart 2015. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
[naam] (hierna: [erflaatster]), geboren op 27 maart 1924, was een tante van klager. Zij was ongehuwd en had geen kinderen.
3.2.2.
Op 19 april 2012 heeft [erflaatster] bij testament over haar nalatenschap beschikt. De notaris heeft deze notariële akte gepasseerd.
3.2.3.
[erflaatster] heeft in dit (nieuwe) testament het volgende vastgelegd:
- een legaat van € 25.000,- aan [heer X] (een aangetrouwde neef van [erflaatster]) en zijn echtgenote [naam], alsmede aan elk van hun twee kinderen;
- een legaat van € 50.000,- aan [mevrouw Y] (verbonden aan bovenvermeld verzorgingstehuis), een legaat van € 25.000,- aan elk van haar twee kinderen, alsmede een legaat van € 5.000,- aan haar petekind.
Onder de last van deze legaten (in totaal een bedrag van € 205.000,-) heeft erflaatster klager en negen anderen (de kinderen van haar broers en zussen) tot erfgenamen benoemd. Voornoemde [heer X] en [mevrouw Y] zijn tot executeur benoemd.
3.2.4.
Op 19 oktober 2013 is [erflaatster] overleden.

4.Het standpunt van klager

Klager verwijt de notaris dat hij bij het opstellen van het testament van [erflaatster] onzorgvuldig heeft gehandeld. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
i. De notaris heeft onvoldoende zorg betracht bij het beoordelen van de wilsbekwaamheid van [erflaatster]. Hij had hiernaar nader (medisch) onderzoek moeten doen.
ii. De notaris heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de functie van de legataris [mevrouw Y].
iii. De notaris heeft [erflaatster] niet gewezen op de mogelijkheid om erfbelasting te besparen en op de mogelijke gevolgen van de legaten voor de onderlinge familieverhoudingen.
iv. De notaris heeft zich ten onrechte achter zijn ambtsgeheim verscholen om zo geen duidelijkheid te hoeven geven over of, en zo ja op welke wijze, de wilsbekwaamheid van [erflaatster] is getoetst.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

Wilsbekwaamheid
6.1.
Ter onderbouwing van klachtonderdeel 4.i. stelt klager dat er verschillende indicatoren aanwezig waren om te vermoeden dat [erflaatster] niet wilsbekwaam was ten tijde van het opmaken en passeren van het testament en dat deze indicatoren voor de notaris aanleiding hadden moeten zijn om nader onderzoek te doen.
Als feitelijke omstandigheden heeft klager het volgende aangevoerd:
a. [erflaatster] was reeds op leeftijd; ten tijde van het ondertekenen van het testament was zij 88 jaar;
b. [erflaatster] woonde in een verzorgingstehuis;
c. het vermogen van [erflaatster] bedroeg meer dan € 1.000.000,-;
d. de zus van [erflaatster] (hierna: de zus) is op 7 april 2012 overleden. [erflaatster] heeft bijna haar hele leven met haar samengewoond;
e. [erflaatster] kampte met fysieke problemen. Zo was zij slecht ter been en had zij rug-, slaap- en (chronische) darmklachten;
f. [erflaatster] had last van depressies, waarvoor zij medicatie slikte;
g. [heer X] is de initiator geweest van het tot stand komen van het testament van [erflaatster]. Hij is bovendien aanwezig geweest bij het ondertekenen van het testament in het verzorgingstehuis;
h. [erflaatster] was afhankelijk van [heer X], zijn echtgenote en [mevrouw Y] (hierna gezamenlijk te noemen: de mantelzorgers). Zij werd door hen onbehoorlijk beïnvloed. Zij maakten misbruik van haar kwetsbaarheid;
i. het testament bracht een verdubbeling van de legaten met zich en een uitbreiding van het aantal executeurs.
6.2.
De notaris heeft de stellingen van klager betwist en zich als volgt verweerd. Voor hem was er, ondanks de hoge leeftijd van [erflaatster] en haar verblijf in een verzorgingstehuis, geen reden om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van [erflaatster]. Het initiatief voor het maken van een afspraak was afkomstig van [erflaatster] zelf. Zij heeft tweemaal het notariskantoor bezocht en daar, buiten aanwezigheid van derden, in volledige vrijheid kunnen spreken en haar wil kunnen bepalen. Tijdens de eerste bespreking op 13 maart 2012 is met [erflaatster], buiten aanwezigheid van derden, gesproken over onder meer haar gezins- en gezondheidssituatie, haar vermogenspositie en haar wensen omtrent de erfopvolging. Ook de geestestoestand van de zus is daarbij onderwerp van bespreking geweest en vormde voor [erflaatster] (mede) aanleiding om haar testament te wijzigen. [erflaatster] gaf op de vragen van de notaris een goed doordacht antwoord dat paste in tijd en plaats. [heer X] had [erflaatster] destijds gebracht en verbleef op het moment van de bespreking in de wachtkamer. Op 22 maart 2012 heeft de notaris aan [erflaatster] een concepttestament verzonden. Op 10 april 2012 heeft de notaris, nadat [erflaatster] telefonisch te kennen had gegeven het concept op enkele punten te willen wijzigen, een aangepast concepttestament (met begeleidend schrijven) aan [erflaatster] gestuurd. Het passeren van de akte heeft op 19 april 2012 op het kantoor van de notaris plaatsgevonden. [erflaatster] heeft hiervoor zelf telefonisch een afspraak gemaakt, die de notaris schriftelijk heeft bevestigd (bijlage 3 bij het inleidend verweerschrift). Tijdens die afspraak is, buiten aanwezigheid van derden, gesproken over het recente overlijden van de zus. [erflaatster] heeft de vraag van de notaris of zij – gegeven de omstandigheid van dat overlijden – toch op dat moment het testament wenste te passeren, bevestigend beantwoord. Nadat de notaris het testament nogmaals stap voor stap met [erflaatster] had doorgenomen, hij haar de gevolgen van het testament had medegedeeld en zij desgevraagd aan de notaris te kennen had gegeven dat het testament met haar wil overeenstemde, is [erflaatster] tot ondertekening daarvan overgaan. Voor de notaris waren er ten tijde van die ondertekening, alsmede ten tijde van de eerste bespreking, geen indicaties dat [erflaatster] werd beïnvloed door de mantelzorgers. Ook is de notaris niet gebleken dat zij op enig moment zenuwachtig of angstig was.
6.3.
Naar het oordeel van het hof leidt de aanwezigheid van de onder 6.1. vermelde feiten en omstandigheden niet zonder meer tot de conclusie dat [erflaatster] bij het opstellen van haar (nieuwe) testament niet wilsbekwaam was. Bovendien was een deel van die feiten de notaris niet bekend. Dat [erflaatster] last had van fysieke problemen en depressies, betekent op zichzelf nog niet dat [erflaatster] bij de bespreking en het passeren van het testament haar wil niet duidelijk kenbaar heeft kunnen maken. Ook het feit dat de zus was overleden vóór het ondertekenen van het testament, maakt nog niet dat [erflaatster] geen heldere geest had en dus niet haar wil kon bepalen. Bovendien heeft de notaris onweersproken gesteld hierover nog uitdrukkelijk met [erflaatster] te hebben gesproken en haar ook te hebben gevraagd of zij op dat moment het testament wenste te passeren. Het verblijf van [erflaatster] in een verzorgingstehuis, haar hoge leeftijd, de omvang van haar vermogen en de inhoud van de door haar voorgestelde testamentwijziging, behoefden voor de notaris geen redenen te zijn om nader onderzoek naar de wil van [erflaatster] te doen. De notaris was niet gehouden in de bespreking(en) met [erflaatster] te onderzoeken welke (overige) indicatoren aanwezig zouden kunnen zijn, als de inhoud van het gesprek alsmede de wijze waarop [erflaatster] zich presenteerde, daartoe geen aanleiding gaven. De stelling van klager, inhoudende dat [heer X] de initiator is geweest van het tot stand gekomen testament en aanwezig is geweest bij het ondertekenen daarvan in het verzorgingstehuis, is door de notaris gemotiveerd betwist. Deze omstandigheden zijn dan ook niet komen vast te staan. Naar het oordeel van het hof heeft de notaris voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in het voortraject en tijdens het passeren van het testament voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van [erflaatster] en dat hij geen aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Het feit dat de notaris onder deze omstandigheden geen nader onderzoek heeft gedaan, acht het hof niet laakbaar. Het voorgaande leidt ertoe dat de kamer de klacht op dit onderdeel terecht ongegrond heeft verklaard.
Onderzoek naar functie legataris [mevrouw Y]
6.4.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de notaris geen verwijt kan worden gemaakt dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van het feit dat [mevrouw Y] (als lid van het managementteam) was verbonden aan het verzorgingstehuis waar [erflaatster] verbleef. De kamer heeft terecht overwogen dat niet gebleken is dat de notaris daarvan op de hoogte was, terwijl evenmin is gesteld op welke wijze hij redelijkerwijze ervan op de hoogte had moeten zijn dat zij aan deze instelling was verbonden. Het hof merkt in dit kader nog op dat in hoger beroep is gebleken dat [mevrouw Y] is verbonden aan het verzorgingstehuis in die zin, dat haar werkgever in dit verzorgingstehuis enkele ruimtes huurt waarin zij kantoor houdt als ‘manager thuiszorg’. Dit klachtonderdeel is dan ook terecht ongegrond verklaard.
Advies over fiscale en familiale gevolgen legaten
6.5.
De kamer heeft ten aanzien van het verwijt van klager dat de notaris [erflaatster] ten onrechte niet heeft gewezen op de (fiscale en familiale) gevolgen van de door haar gemaakte keuzes voor de legaten het volgende overwogen. De notaris heeft (onweersproken) verklaard dat [erflaatster] hem in zeer duidelijke bewoordingen duidelijk heeft gemaakt wat haar wensen waren. Gezien de omvang van de legaten heeft de notaris haar wel degelijk gewezen op de mogelijke consequenties daarvan, zowel op fiscaal als op relationeel gebied. [erflaatster] heeft vervolgens uitdrukkelijk bij haar keuze gepersisteerd. Dat de notaris het testament in opdracht van [erflaatster] aldus heeft verleden, kan hem dan ook bezwaarlijk worden verweten.
6.6.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer en de gronden waarop dat berust. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze tot de zijne. De kamer heeft dit klachtonderdeel (weergegeven onder 4.iii.) dan ook terecht ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft klager geen argumenten (met deugdelijke onderbouwing) naar voren gebracht die tot een ander oordeel moeten leiden.
Geheimhoudingsplicht
6.7.
Klachtonderdeel 4.iv. is door de kamer onbesproken gelaten. Het hof overweegt als volgt met betrekking tot dit klachtonderdeel.
6.8.
Het uitgangspunt is dat een notaris op de voet van artikel 22 van de Wet op het notarisambt ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheden als zodanig kennis neemt, tot geheimhouding verplicht is. Dit betekent dat de notaris zich naar derden toe niet over de inhoud van de tussen hem en [erflaatster] gehouden gesprekken in het kader van het op te maken testament mag uitlaten. De notaris heeft zich jegens klager op dit punt dan ook terecht op zijn geheimhoudingplicht beroepen. Het hof zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.
Conclusie
6.9.
Gelet op het vorenstaande zal het hof klachtonderdeel 4.iv. ongegrond verklaren en de beslissing van de kamer bevestigen.
6.10.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.11.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- verklaart het klachtonderdeel zoals hiervoor weergegeven onder 4.iv. ongegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.H. Lieber en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2015 door de rolraadsheer.