Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“(…) Mijn dochter heeft het pand aan de [adres] gekocht. Zij kon hiervoor geen hypothecaire lening krijgen. Haar aanvraag werd door de bank afgewezen. Ik heb toen geld geleend en dat geld aan mijn dochter geleend. Mijn dochter betaalt mij hiervoor rente (4% per jaar).
3.Beoordeling
De vordering van [appellante] is gegrond op artikel 7:274 lid 1 aanhef en onder c BW. Uit deze bepaling volgt dat opzegging van de huurovereenkomst door de verhuurder de huur van woonruimte doet eindigen indien de verhuurder aannemelijk maakt dat hij het verhuurde zo dringend nodig heeft voor eigen gebruik, dat van hem, de belangen van beide partijen naar billijkheid in aanmerking genomen, niet kan worden gevergd dat de huurovereenkomst wordt verlengd, en tevens blijkt dat de huurder andere passende woonruimte kan verkrijgen.