Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling van het hoger beroep
3.Beslissing
M.F.G.H. Beckers, in tegenwoordigheid van C.W.M. Coolen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2015.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het gezag over twee minderjarigen, aangeduid als [a] en [b]. De appellant, de man, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 1 oktober 2014 aangevochten. In de tussenbeschikking van 2 juni 2015 heeft het hof reeds enkele overwegingen geformuleerd en de termijn voor schriftelijke uitlatingen verlengd tot 30 juni 2015. De man heeft op 24 juni 2015 zijn standpunt kenbaar gemaakt, terwijl de vrouw niet heeft gereageerd.
Het hof heeft in zijn beoordeling de overeenstemming tussen partijen in acht genomen. De man heeft aangegeven alle bevoegdheden die voortvloeien uit het gezamenlijk gezag aan de vrouw te delegeeren. Tevens is afgesproken dat de man, na te zijn gehoord door de vrouw, zijn medewerking zal verlenen in zaken waarin derden de medewerking van beide ouders verlangen. Voor beslissingen die verder strekken dan de dagelijkse verzorging en opvoeding, zoals schoolkeuze en woonplaats, is afgesproken dat deze in onderling overleg worden genomen, waarbij de vrouw de eindbeslissing heeft indien er geen overeenstemming is.
Op basis van deze afspraken heeft het hof besloten de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het inleidend verzoek van de vrouw af te wijzen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2015.