Uitspraak
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2|],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief Ibetoogt ABN AMRO - kort weergegeven - dat in het bestreden vonnis ten onrechte is nagelaten het verweer van [geïntimeerden] , dat een op het rechtsgevolg van het aangaan van een borgtocht gerichte wil in de zin van artikel 3:33 BW ontbrak, op zijn eigen merites te beoordelen evenals de daar van de zijde van ABN AMRO tegen in gebrachte argumenten. ABN AMRO acht het onbegrijpelijk dat de ter zake van het dwalingsleerstuk ontwikkelde jurisprudentie betreffende particuliere borgen één-op-één wordt toegepast op het verweer van [geïntimeerden] terwijl het door hen gevoerde verweer geen wilsgebrek betreft maar het ontbreken van een op het rechtsgevolg van het aangaan van een borgtocht gerichte wil.
4.Beslissing
uiterlijk op 29 juli 2015 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van oktober tot december aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;