ECLI:NL:GHAMS:2015:2669

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
1 juli 2015
Zaaknummer
200.149.558/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake schending van zorg- en informatieplicht en inzage in dossier

In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen notaris mr. [naam] vanwege vermeende schending van zijn zorg- en informatieplicht. De klacht betreft drie onderdelen: (i) de verklaring van de notaris dat een finaal verrekenbeding bij echtscheiding abusievelijk in de akte wijziging huwelijkse voorwaarden is opgenomen, (ii) het niet bespreken van de inhoud van de akte met klaagster en haar man voorafgaand aan het passeren van de akte, en (iii) het niet geven van volledige inzage in het dossier betreffende de akte. De kamer voor het notariaat heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de notaris berispt. De notaris is in hoger beroep gegaan tegen de gegronde klachtonderdelen ii en iii, terwijl klaagster incidenteel appel heeft ingesteld tegen klachtonderdeel i. Het hof heeft de zaak in volle omvang behandeld en heeft de bestreden beslissing van de kamer vernietigd voor klachtonderdeel i, dit klachtonderdeel gegrond verklaard, en de beslissing voor de overige klachtonderdelen bevestigd. Het hof oordeelt dat de notaris tekort is geschoten in zijn informatieplicht en dat hij klaagster geen volledige inzage in het dossier heeft gegeven. De maatregel van berisping blijft gehandhaafd, ondanks dat het hof meer klachtonderdelen gegrond heeft verklaard dan de kamer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.149.558/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/146
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 juni 2015
inzake
mr. [naam],
notaris te [plaats],
appellant,
gemachtigde: mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen, advocaat te Amsterdam,
tegen
[naam],
wonend te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. C.W. van Weert, advocaat te Assen.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de notaris) heeft op 26 mei 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 8 mei 2014 (ECLI:NL:TNORARL:2014:46). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) ongegrond verklaard voor zover deze ziet op het eerste klachtonderdeel en gegrond voor zover deze ziet op het tweede en derde klachtonderdeel en ter zake van deze twee gegronde klachtonderdelen de maatregel van berisping opgelegd.
1.2.
Bij brief van 27 juni 2014 heeft de notaris de gronden van het beroep aangevoerd.
1.3.
Klaagster heeft op 21 augustus 2014 een verweerschrift tevens inhoudende incidenteel beroep bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 19 maart 2015. De notaris en klaagster zijn verschenen, vergezeld van hun gemachtigden. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van de aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klaagster en [naam] (hierna: de man) hebben met het oog op hun voorgenomen huwelijk bij akte die is verleden op 31 oktober 1994 ten overstaan van de notaris, destijds waarnemer van mr. [naam], notaris te [plaats], huwelijkse voorwaarden gemaakt, onder meer inhoudende uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen en een periodiek verrekenbeding van inkomsten.
3.2.2.
Klaagster en de man zijn vervolgens in datzelfde jaar met elkaar in het huwelijk getreden.
3.2.3.
Op 7 oktober 2004 hebben klaagster en de man bij notariële akte, verleden voor de notaris, hun huwelijkse voorwaarden gewijzigd (hierna: de akte wijziging huwelijkse voorwaarden). In deze akte staat onder meer vermeld dat de echtgenoten elke gemeenschap van goederen uitsluiten en dat zij jaarlijks overgaan tot het verrekenen van hun inkomsten. Ook is in deze akte een finaal verrekenbeding opgenomen, dat inhoudt dat klaagster en de man afrekenen alsof tussen hen algehele gemeenschap van goederen heeft bestaan. Dit finaal verrekenbeding is zowel voor de situatie van echtscheiding (artikel 9 lid 6 in verbinding met artikel 13) als overlijden (artikel 9 lid 7 in verbinding met artikel 13).
3.2.4.
Klaagster en de man hebben omstreeks 2012/2013 een echtscheidingsprocedure gestart bij de rechtbank [X]. In deze procedure is de inhoud van de akte wijziging huwelijkse voorwaarden onderwerp van geschil.
3.2.5.
De notaris heeft – na een verzoek van de (advocaat van de) man daartoe – bij brief van
1 mei 2013 een toelichting gegeven op de akte wijziging huwelijkse voorwaarden. Een kopie van deze brief heeft de notaris naar klaagster gestuurd.
3.2.6.
In deze brief heeft de notaris te kennen gegeven dat het naar zijn mening de bedoeling van klaagster en de man is geweest om een finaal verrekenbeding bij overlijden op te nemen, een en ander zoals verwoord in artikel 9 lid 7, maar niet tevens een finaal verrekenbeding bij echtscheiding, zoals staat vermeld in artikel 9 lid 6. Dit laatste lid is per abuis in de akte wijziging huwelijkse voorwaarden opgenomen, aldus de notaris.
3.2.7.
In verband met het geschil tussen de klaagster en de man over de inhoud van de akte wijziging huwelijkse voorwaarden in de echtscheidingsprocedure van klaagster en de man heeft de rechtbank [X] op 5 maart 2015 een voorlopig getuigenverhoor bevolen.

4.Het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris dat hij haar belangen heeft geschaad door:
i. in de onder 3.2.5. vermelde brief te verklaren dat artikel 9 lid 6 abusievelijk in de akte wijziging huwelijkse voorwaarden is opgenomen. Deze verklaring is onvoldoende onderbouwd en bovendien geven een tweetal ontwerpakten blijk van het tegendeel;
ii. zowel voorafgaand als tijdens het passeren van de akte wijziging huwelijkse voorwaarden niet de inhoud daarvan met haar en de man te bespreken en hen niet te wijzen op de gevolgen van de wijziging huwelijkse voorwaarden, in het bijzonder ten aanzien van het finaal verrekenbeding bij echtscheiding;
iii. haar geen volledige inzage te geven in het dossier betreffende de akte wijziging huwelijkse voorwaarden.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

Formeel
Aanhouding van de zaak / getuigenverhoor
6.1.
Nu het hof zich voldoende voorgelicht acht voor het kunnen nemen van een beslissing, ziet het hof geen aanleiding om de zaak aan te houden en het voorlopig getuigenverhoor af te wachten, zoals ter zitting in hoger beroep namens de notaris (schriftelijk) is verzocht, dan wel voor het zelf horen van getuigen.
Incidenteel beroep
6.2.
Klaagster heeft een verweerschrift tevens inhoudende incidenteel beroep ingediend. Dit incidenteel beroep ziet op klachtonderdeel i.
6.3.
Aangezien op de voet van artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) de zaak opnieuw in volle omvang wordt behandeld, zal het hof het door klaagster ingestelde incidenteel hoger beroep buiten beschouwing laten als afzonderlijke rechtsingang en haar stellingen in de beoordeling van onderhavig hoger beroep betrekken.
Ontvankelijkheid van klaagster in klachtonderdeel ii.
6.4.
De notaris stelt in hoger beroep dat klaagster niet-ontvankelijk is in klachtonderdeel ii., aangezien zij dit klachtonderdeel niet tijdig, dat wil zeggen binnen de driejaarstermijn van artikel 99 lid 15 Wna, heeft ingediend. Volgens de notaris had klaagster reeds op de datum van het passeren van de akte wijziging huwelijkse voorwaarden, te weten op 7 oktober 2004, kennis kunnen nemen van het – in de ogen van klaagster – klachtwaardig handelen dan wel nalaten van de notaris.
6.5.
Het hof stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 99 lid 15 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde van het handelen of nalaten dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.
6.6.
Het hof overweegt als volgt. Het handelen dat de notaris in klachtonderdeel ii. wordt verweten, heeft plaatsgevonden in 2004. Vaststaat dat klaagster na ontvangst van de brief van
1 mei 2013 bekend is geworden met de uitleg van de notaris over de wijze waarop de huwelijkse voorwaarden, meer in het bijzonder artikel 9 lid 6 in verbinding met artikel 13, volgens hem moeten worden opgevat. Naar het oordeel van het hof heeft klaagster derhalve pas op dat moment kennis gekregen van de verweten gedragingen van de notaris. Het hof is dan ook – evenals de kamer (die ambtshalve een beslissing heeft gegeven over de ontvankelijkheid) – van oordeel dat de driejaarstermijn is gaan lopen op het moment dat klaagster bekend is geworden met de inhoud van voormelde brief van de notaris. Dit betekent dat klachtonderdeel ii., bij de kamer ingekomen op 1 oktober 2013, tijdig binnen de driejaarstermijn als bedoeld in voormeld wetsartikel is ingediend.
Inhoudelijk
Brief notaris d.d. 1 mei 2013
6.7.
Vast staat dat de notaris - op verzoek van de (advocaat van de) man - bij brief van 1 mei 2013 aan de man uitleg heeft gegeven over de wijze waarop de in 2004 gewijzigde huwelijkse voorwaarden moeten worden opgevat. Klaagster heeft een kopie van deze brief ontvangen. Voorafgaand aan het verzenden van deze brief heeft de notaris klaagster niet op de hoogte gebracht van het verzoek van de man. Pas op het moment dat klaagster de brief van de notaris had ontvangen, werd voor haar duidelijk dat de man aan de notaris had verzocht om uitleg van de akte wijziging huwelijkse voorwaarden. Klaagster is – zo is ter zitting in hoger beroep gebleken – (tot op heden) niet bekend geworden met de wijze waarop dit verzoek de notaris heeft bereikt en wat de inhoud daarvan is.
6.8.
Hoewel het de notaris naar het oordeel van het hof vrij stond een uitleg te geven over zijn eigen akte wijziging huwelijkse voorwaarden, heeft hij – door klaagster niet op de hoogte te stellen van (de inhoud van) het verzoek van de man noch haar de gelegenheid te bieden daarop te reageren – onzorgvuldig gehandeld. Dit geldt te meer nu de notaris wist dat de akte wijziging huwelijkse voorwaarden onderwerp van geschil was (en nog steeds is) in een echtscheidingsprocedure tussen klaagster en de man. Klachtonderdeel i. is dan ook – anders dan de kamer heeft overwogen – gegrond.
Zorg- en informatieplicht
6.9.
Ingevolge artikel 43 Wna doet de notaris, alvorens tot het verlijden van een akte over te gaan, aan de verschijnende personen mededeling van de zakelijke inhoud daarvan en geeft daarop een toelichting. Zo nodig wijst hij daarbij tevens op de gevolgen die voor partijen of één of meer van hen uit de inhoud van de akte voortvloeien.
6.10.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof met de kamer van oordeel dat de notaris – gelet op het bepaalde in voormeld wetsartikel – tekort is geschoten in zijn informatieplicht. Daartoe wordt het volgende overwogen.
6.11.
Vast staat dat de notaris in artikel 9 lid 6 van de akte wijziging huwelijkse voorwaarden een finaal verrekenbeding bij echtscheiding heeft opgenomen. Ook in een tweetal ontwerpakten die de notaris aan klaagster en de man heeft verzonden (laatstelijk op 14 april 2004), is dit beding door de notaris opgenomen.
6.12.
De notaris heeft de plicht om partijen te wijzen op hetgeen in zijn akte staat vermeld en wat de gevolgen daarvan zijn. In de onderhavige zaak betekent dit dat de notaris klaagster en de man had moeten wijzen op al hetgeen in de akte wijziging huwelijkse voorwaarden stond opgenomen, waaronder ook het finaal verrekenbeding bij echtscheiding en de gevolgen daarvan. Het hof heeft uit de door de notaris ter zitting in hoger beroep gegeven verklaring omtrent de wijze waarop hij de akte wijziging huwelijkse voorwaarden tijdens het passeren met klaagster en de man heeft doorgenomen moeten constateren dat hij dit niet heeft gedaan. Zo heeft de notaris te kennen gegeven dat hij tijdens het passeren van de desbetreffende akte enkel de kernpunten met klaagster en de man heeft besproken en dat hij daarbij expliciet heeft aangegeven dat géén sprake was van een finaal verrekenbeding bij echtscheiding. Het hof acht klachtonderdeel ii. dan ook gegrond.
Volledige inzage dossier
6.13.
Uit de overgelegde stukken uit eerste aanleg is het hof gebleken dat klaagster op
21 augustus 2013 weliswaar stukken uit het dossier van de notaris heeft mogen inzien en ook een aantal daarvan (in een envelop) in ontvangst heeft mogen nemen, maar dat zij geen volledige inzage in het dossier heeft gekregen. De notaris heeft zich beroepen op zijn geheimhoudingsplicht.
6.14.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de notaris klaagster, als partij bij de akte wijziging huwelijkse voorwaarden, volledige inzage had dienen te geven in het dossier met betrekking tot de akte wijziging huwelijkse voorwaarden. Zijn geheimhoudingsplicht stond hem daarbij niet in de weg. Nu de notaris dit heeft nagelaten, kan hem dit tuchtrechtelijk worden verweten. De omstandigheid dat de notaris inmiddels bij brief van 19 juni 2014 het complete dossier aan klaagster heeft verzonden (met uitzondering van een gespreksnotitie d.d.
16 augustus 2003 die alleen de man aangaat), maakt het voorgaande naar het oordeel van het hof niet anders. Klachtonderdeel iii. is dan ook gegrond.
6.15.
Het hof merkt overigens nog op dat, nu de geheimhoudingsplicht van de notaris wel geldt voor stukken die alleen betrekking hebben op de echtgenoot van klaagster, de notaris voormelde gespreksnotitie terecht niet aan klaagster heeft verstrekt.
Maatregel
6.16.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat, hoewel het hof een groter deel van de klacht gegrond oordeelt dan de kamer heeft gedaan, de door de kamer opgelegde maatregel van berisping nog steeds passend is.
6.17.
Nu het hof, anders dan de kamer, klachtonderdeel i. gegrond zal verklaren, zal het hof de beslissing in zoverre vernietigen en voor het overige bevestigen.
6.18.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.19.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing ten aanzien van klachtonderdeel i. en in zoverre opnieuw beslissende,
- verklaart het klachtonderdeel i. gegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.H. Lieber en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2015 door de rolraadsheer.