ECLI:NL:GHAMS:2015:2618

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
29 juni 2015
Zaaknummer
200.152.638/02 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake verzoek tot wijziging van bestuur en onmiddellijke voorzieningen in een vennootschap

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 16 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [A] tot wijziging van het bestuur van de besloten vennootschap [B]. Het verzoek volgde op een eerdere beschikking van 23 oktober 2014, waarin een onderzoek naar het beleid van [B] was bevolen en waarbij [C] en [A] als bestuurders waren geschorst. [A] verzocht om de tijdelijke aanstelling van een nieuwe bestuurder met ervaring in onroerend goed, en om de bestaande bestuurder, mr. Molenaar, te schorsen. Tijdens de behandeling op 4 juni 2015 zijn de standpunten van de partijen toegelicht, waarbij mr. Krol het verzoek wijzigde en een instructie vroeg aan Molenaar om alle onroerende zaken van [B] tegelijk ter verkoop aan te bieden. De Ondernemingskamer oordeelde dat de benoemde bestuurder zijn taak zelfstandig dient uit te voeren en geen concrete instructies kan geven. Het gewijzigde verzoek van [A] werd afgewezen, en de kosten van het geding werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is op 16 juni 2015 schriftelijk vastgelegd en uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.152.638/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 16 juni 2015
inzake
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. G.A. Krol, kantoorhoudende te Rotterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
[C],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. S. Engels, kantoorhoudende te Woerden.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker met [A] ;
  • verweerster met [B] ; en
  • belanghebbende met [C] .
1.2
Bij beschikking van 23 oktober 2014 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [B] over de periode vanaf 1 januari 2008, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede - bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding - [C] en [A] geschorst als bestuurder van [B] , een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot bestuurder van [B] en bepaald dat alle aandelen in [B] ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon. Bij beschikking van 24 oktober 2014 heeft de Ondernemingskamer tot bestuurder mr. J.G. Molenaar (verder: Molenaar) te Amsterdam aangewezen. Bij beschikking van 4 november 2014 heeft de Ondernemingskamer mr. J.A. Moolenburgh (verder Moolenburgh) te Amerongen aangewezen als beheerder.
1.3
[A] heeft bij op 3 april 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht – zakelijk weergegeven – bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
“a. Tijdelijke aanstelling van een door de Ondernemingskamer in goede justitie te bepalen bestuurder van [B] met doorslaggevende stem met een jarenlange ervaring in de aankoop, verkoop en verhuur van bedrijfsonroerend goed in de regio [....] , met schorsing van de bestaande bestuurder met doorslaggevende stem mr. Molenaar.
b. Met bepaling dat de heren [A] en [C] weer bevoegd bestuurder worden van [B] , met dien verstande dat er alleen op grond van unanimiteit, danwel meerderheid van stemmen samen met de nog nader te benoemen bestuurder bestuursbesluiten kunnen worden genomen.
Subsidiair
c. Tijdelijke aanstelling van een door de Ondernemingskamer in goede justitie te bepalen bestuurder van [B] met doorslaggevende stem met een jarenlange ervaring in de aankoop, verkoop en verhuur van bedrijfsonroerend goed in de regio [....] , naast de bestaande bestuurder met doorslaggevende stem mr. Molenaar, met bepaling dat de heren [A] en [C] weer bevoegd bestuurder worden van [B] met dien verstande dat er alleen op grond van unanimiteit, danwel meerderheid van stemmen samen met de nog nader te benoemen bestuurder bestuursbesluiten kunnen worden genomen.
d. Andere door de Ondernemingskamer in goede justitie te bepalen voorlopige voorzieningen, tevens in verband met eventuele besluiten van organen van de vennootschap welke vanaf de dag van indiening van dit verzoekschrift zullen worden genomen.
e. Te bepalen dat het salaris en de kosten van de door de Ondernemingskamer te benoemen tijdelijke bestuurder ten laste komen van [B]
f. Te bepalen dat de beschikking waarbij onmiddellijke voorzieningen worden getroffen uitvoerbaar bij voorraad is.”
1.4
Bij op 13 april 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer binnengekomen e-mail met bijlagen heeft Molenaar gereageerd op het verzoek bedoeld in 1.3.
1.5
[C] heeft bij op 13 mei 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met een productie de Ondernemingskamer verzocht het verzoek bedoeld in 1.3 af te wijzen.
1.6
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 4 juni 2015. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht, wat mr. G.A. Krol betreft onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten, Molenaar en Moolenburgh hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Ter terechtzitting heeft mr. Krol het verzoek bedoeld in 1.3 gewijzigd in die zin dat zij in plaats daarvan namens PJW een aanvullende voorziening verzoekt bestaande uit een instructie aan Molenaar dat hij alle onroerende zaken van [B] tegelijk ter verkoop aanbiedt. Voorts is het volgende aan de orde geweest :
- Mr. Molenaar heeft onder meer verklaard
( i) dat ABN AMRO Bank N.V. (verder: ABN AMRO) de kredietfaciliteit heeft opgezegd en dat de schuld van [B] aan ABN AMRO moet worden afgelost. Dit betekent dat (een deel van) de onroerende zaken van [B] verkocht moeten worden om te voorkomen dat ABN AMRO op enig moment tot veiling van (een deel van) de onroerende zaken overgaat.
(ii) dat hij een concrete bieding op (een van) de onroerende zaken van [B] zal voorleggen aan [A] en [C] , maar dat het aan hem is of een bieding wel of niet geaccepteerd wordt.
- [A] heeft onder meer verklaard dat hij geen bezwaar heeft tegen verkoop van de onroerende zaak aan de [....] tegen een redelijke verkoopprijs en dat hij zal meewerken aan lege oplevering van deze onroerende zaak voor het einde van 2015.
- [C] heeft onder meer verklaard dat
( i) hij een huurcontract heeft met [B] op grond waarvan hij een deel van de onroerende zaak aan de [....] , waarin een hotel werd geëxploiteerd , huurt;
(ii) hij bereid is om afstand te doen van (zijn rechten uit hoofde van) deze huurovereenkomst indien hij in ruil daarvoor woonruimte ter beschikking krijgt bestaande uit een woonappartement van circa 85 m2 in voormelde onroerende zaak en dat hij begrijpt dat deze voorwaarde een waarde drukkend effect heeft op de verkoopprijs van voormelde onroerende zaak.
1.7
Na een schorsing van de mondelinge behandeling heeft de Ondernemingskamer aanstonds ter zitting uitspraak gedaan. De onderhavige beschikking bevat de schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.De feiten

2.1
Wat de feiten betreft verwijst de Ondernemingskamer in de eerste plaats naar onderdeel 2 van haar beschikking van 23 oktober 2014 in deze zaak. De Ondernemingskamer voegt aan de in die beschikking vermelde feiten het volgende toe.
2.2
De Meubelkoning B.V. is op 10 februari 2015 gefailleerd.

3.De gronden van de beslissing

3.1 Ten aanzien van het ter terechtzitting door [A] gewijzigde verzoek bedoeld in 1.6, oordeelt de Ondernemingskamer als volgt.
3.2 De Ondernemingskamer stelt voorop dat de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder zijn taak in beginsel zelfstandig verricht. Dat betekent dat de Ondernemingskamer – mogelijk uitzonderingen daargelaten – ook geen concrete instructie tot het verrichten van bepaalde bestuurshandelingen geeft.
3.3 Gehoord hebbende Molenaar, die heeft verklaard in het belang van [B] niet aan de door [A] verzochte instructie te kunnen voldoen, wijst de Ondernemingskamer het gewijzigde verzoek van [A] af.
3.4 De Ondernemingskamer acht termen aanwezig om de kosten van het geding tussen de verschenen partijen te compenseren zoals hierna te vermelden.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van [A] af;
compenseert de kosten van het geding tussen de verschenen partijen aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Faber, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en mr. drs. B.M. Prins en drs. M.A. Scheltema, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 4 juni 2015 en op schrift gesteld 16 juni 2015.