ECLI:NL:GHAMS:2015:2455

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
23-002448-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in strafzaak van diefstal in vereniging van cosmetica-artikelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de verdachte op 17 mei 2013 was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten. De verdachte, geboren in Roemenië in 1972, was in eerste aanleg vrijgesproken van diefstal in vereniging, maar heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 8 april 2015 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De tenlastelegging omvatte meerdere diefstallen van cosmetica-artikelen, gepleegd in januari 2013 in Wieringerwerf en Emmeloord, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een organiserende rol had bij de diefstallen, waarbij hij de aandacht van het personeel afleidde terwijl medeverdachten de artikelen in een geprepareerde tas deponeerden.

Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de diefstallen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer worden onttrokken, en heeft de teruggave van bepaalde voorwerpen aan de rechthebbenden gelast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

parketnummer: 23-002448-13
datum uitspraak: 22 april 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 mei 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-703039-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1972,
adres: [adres 1]).

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 en 5 ten laste is gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte - voor zover in hoger beroep aan de orde - ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 23 januari 2013 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen veertig, althans een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] (vestiging [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
1. subsidiair:
hij op 23 januari 2013 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, veertig, althans een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen, in elk geval enig goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze artikelen wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2 primair:
hij op of omstreeks 10 januari 2013 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, 52, althans een (grote) hoeveelheid, cosmetica-artikelen van het merk L'Oreal (waarde 863,92 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] (vestiging [adres 3]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2 subsidiair:
hij op 10 januari 2013 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, 52, althans een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen van het merk LÓreal (waarde 863,92 euro), in elk geval enig goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze artikelen wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3 primair:
hij op of omstreeks 10 januari 2013 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen tachtig, althans een (grote) hoeveelheid, cosmetica-artikelen van het merk L'Oreal (waarde 1263,68 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3 subsidiair;
hij op 10 januari 2013 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, 80, althans een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen van het merk LÓreal (waarde 1263,68 euro), in elk geval enig goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze artikelen wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsconstructie komt dan de door de rechter in eerste aanleg gebezigde.

Standpunt raadsman aanhouding en toestemming doorzoeking auto

De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat aan de aanhouding van de verdachte en het door de betrokken verbalisanten verkrijgen van toestemming van de verdachte om in diens auto te mogen kijken gebreken kleven. Nu de raadsman aan hetgeen hij naar voren heeft gebracht geen conclusies of rechtsgevolgen heeft verbonden, zal het hof deze verweren passeren.

Bespreking van overige verweren

De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] niet betrouwbaar (het hof begrijpt: niet geloofwaardig) zijn, omdat de verklaringen die [medeverdachte] tegenover de politie heeft afgelegd strijden met de verklaring die [medeverdachte] heeft afgelegd tegenover de raadsheer-commissaris. Voorts heeft de raadsman betoogd dat [medeverdachte] zich heeft ‘vrijgekletst’ en dat de politie aan [medeverdachte] zogenaamde sturende vragen heeft gesteld.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof begrijpt dat met het laatste onderdeel van het verweer is bedoeld te betogen dat de aan [medeverdachte] gestelde vragen op zodanige wijze waren geformuleerd dat in de vraagstelling de suggestie van een bepaald antwoord besloten lag. Uit de vragen die tijdens de verhoren zijn gesteld en zoals zij in de respectievelijke processen-verbaal van die verhoren van [medeverdachte] zijn opgenomen, kunnen dergelijke suggesties of sturingen naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid. Bovendien worden de verklaringen die tijdens de politieverhoren door [medeverdachte] zijn afgelegd bevestigd door de verklaring die [medeverdachte] bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd; van discrepanties op essentiële punten is het hof niet gebleken, in het bijzonder niet met betrekking tot de rol van de verdachte. Evenmin is gebleken dat [medeverdachte], zoals door de raadsman is gesuggereerd, tot haar voor de verdachte belastende verklaring is gekomen met het enkele doel om zelf in vrijheid gesteld te worden. Nu de raadsman het verweer voor het overige niet heeft onderbouwd, verwerpt het hof dit.
Tot slot heeft de raadsman gesteld dat de rol van de verdachte bij het begaan van de tenlastegelegde misdrijven - in vergelijking met de medeverdachten - slechts een beperkte rol heeft vervuld en dat van medeplegen niet kan worden gesproken. Dit verweer vindt weerlegging in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op 23 januari 2013 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid cosmetica-artikelen, toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] (vestiging [adres 2]);
2 primair:
hij op 10 januari 2013 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 52 cosmetica-artikelen van het merk L’Oréal (waarde 863,92 euro), toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] (vestiging [adres 3]);
3 primair:
hij op 10 januari 2013 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen tachtig cosmetica-artikelen van het merk L’Oréal (waarde 1263,68 euro), toebehorende aan [bedrijfsnaam 2].
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal, door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in overweging genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van enkele weken tezamen met anderen schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen. Daarbij hebben medeverdachten winkels betreden en de schappen met cosmetica-artikelen leeggehaald. De artikelen werden telkens in een geprepareerde tas gedeponeerd. De verdachte stond bij dit alles op de uitkijk of leidde de aandacht van het winkelpersoneel af. Belangrijker nog is dat de verdachte in het geheel een organiserende en sturende rol had. Winkeldiefstallen zijn op zich reeds ergerlijke feiten, die veel schade en hinder veroorzaken, maar in dit geval is sprake geweest van een ware strooptocht. Een en ander neemt het hof de verdachte zeer kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 maart 2015 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Motivering oplegging maatregel

Het onder 1 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is, zo is aannemelijk, begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van het onder 4 en 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, onder nummer 39 vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de
teruggaveaan [bedrijfsnaam 1] ([adres 2] te Wieringerwerf) van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, onder nummer 1 vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen onder nummers 35 en 36 vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen die onder alle overige nummers zijn vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. J.G.B. Pikkemaat, in tegenwoordigheid van M.N. Greeven, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2015.